200200779/1 Putten
Onderwerp: Wel of geen bedrijfswoning, categorie-indeling, stankhinder
Inleiding:
Aan de orde is de vraag of een bepaalde woning wel of niet als bedrijfswoning moet worden aangemerkt.
Afdeling:
De Afdeling stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat de woning omstreeks 1968 is gebouwd als burgerwoning. De woning heeft nooit onderdeel uitgemaakt van de onderhavige inrichting en is nooit eigendom geweest van vergunninghouder. De woning wordt sinds 1984 bewoond door de broer van de vergunninghouder. Deze broer heeft geen enkele binding met de onderhavige inrichting. Weliswaar is sprake geweest van een op schrift gestelde samenwerkingsovereenkomst tussen vergunninghouder en de broer, waarin laatstgenoemde verklaart werkzaamheden te verrichten voor de uitoefening van het varkensbedrijf van zijn broer (vergunninghouder), maar aannemelijk is geworden dat aan deze overeenkomst feitelijk nooit uitvoering is gegeven.
Gezien het vorenstaande moet worden geoordeeld dat de woning niet behoort tot de sfeer van de inrichting en dat deze woning bij de beoordeling van de stankhinder door verweerders ten onrechte buiten beschouwing is gelaten.