E03.97.0371 Leeuwarderadeel
Onderwerp: minimumafstanden, melkrundvee, stankhinder
Inleiding:
Geweigerd is om een oprichtingsvergunning te verlenen voor een melkrundveehouderij / akkerbouwbedrijf voor het houden van onder meer 27 stuks melk- en kalfkoeien en 22 stuks vrouwelijk jongvee. De inrichting bestaat sinds 1926 en ligt aan de rand van de bebouwde kom, op 10 meter van de gevel van de stal tot de dichtstbijgelegen woning van derden. De vraag is of de stankhinder op de juiste wijze is beoordeeld: welke categorie-indeling moet worden gehanteerd en wat de afstand voor het melkrundvee moet zijn.
Afdeling:
Verweerders hebben voor de beoordeling van stankhinder de categorie-indeling van de Brochure 1985 tot uitgangspunt genomen. Dit was ten tijde van het bestreden besluit niet in strijd met het recht te achten. Bijlage I van de Richtlijn 1996 bevat geen omrekeningsfactoren voor rundvee. Verweerders hanteren bij de toepassing van de Brochure 1985 het uitgangspunt dat voor rundveehouderijen in een categorie I-situatie, waarvan in het onderhavige geval sprake is, een vaste afstand van 100 meter tot woningen van derden moet worden aangehouden. Dit uitgangspunt is niet in strijd met het recht te achten. Nu de afstand tot de dichtstbijgelegen woning circa 10 meter bedraagt, hebben verweerders zich terecht op het standpunt gesteld dat aan de door hen gehanteerde afstandsnorm niet wordt voldaan.