Cumulatieberekening bij afstanden kleiner dan 100 of 50 meter onder voormalige Cumulatierapport
Vraag
Hoe ging de cumulatieberekening onder het voormalige Cumulatierapport bij in overbelaste situaties, waarbij de werkelijke afstand al kleiner was dan de minimaal vereiste afstand van 50 / 100 meter?
Antwoord
Het Cumulatierapport voorzag niet in overbelaste situaties. En dat was een probleem. Als sprake was van een onherroepelijke vergunning waarbij de minimumafstand niet werd gehaald, kon het bevoegde gezag de waarde Ni namelijk niet vaststellen. Deze zou in theorie namelijk tot nul naderen. Als in dat geval Ni op 0,001 zou worden gesteld, was het gevolg dat bij aanwezigheid in de buurt van een veehouderij met dieren met omrekingsfactoren, de toetsingswaarde van 1,5 altijd werd overschreden. Overbelaste situaties op kortere afstanden dan 50 of 100 meter zouden hierdoor vergunningverlening voor veehouderijen voor een groot deel van de omgeving (tot 1 kilometer) op slot zetten.
In de uitspraak ABRvS, E03.95.0903, 23-12-1996, Hontenisse, (Nieuwsbrief Stab,4ekw1996-141, M&R1997/118) nam de Afdeling hierover echter een ander standpunt in. Volgens de Afdeling ging het namelijk te ver om in zijn algemeenheid te stellen dat in al die gevallen sprake was van zo'n stankbelasting van de nabijgelegen stankgevoelige objecten. Dat vergunningverlening voor verder weg gelegen inrichtingen ( die op zichzelf voldeden aan de afstandseisen maar waarbij sprake was van een relatieve bijdrage die niet verwaarloosbaar was) niet meer mogelijk was.
Daarom leidde de Afdeling zelf uit de grafiek bij het Cumulatierapport getalswaarden af voor de deze gevallen. De rechter vond de rechtszekerheid het meest gediend, als de bijdrage van de inrichting waarvoor de onherroepelijke vergunning gold, werd uitgedrukt in een getalswaarde. Daartoe moest ze de formule ni/Ni toepassen. De Afdeling kwam in deze uitspraak uiteindelijk tot de volgende getalswaarden:
- In categorie I-situaties gold, in situaties met één (of meer) objecten op minder dan 100 meter van de inrichting dat naarmate de afstand tot het object één meter kleiner werd, het aantal mve (Ni) naar evenredigheid 1,5 lager werd
- In categorie II- en III- situaties gold, in situaties met één (of meer) objecten op minder dan 100 of 50 meter van de inrichting dat naarmate de afstand tot het object één meter kleiner werd, het aantal mve naar evenredigheid 2,5 lager werd
- In categorie IV-situaties gold, in situaties met één (of meer) objecten op minder dan 50 meter van de inrichting, dat naarmate de afstand tot object één meter kleiner werd, het aantal mve naar evenredigheid 10 lager werd
De Afdeling vond het verantwoord om in overbelaste situaties met deze benadering een berekening te maken van de relatieve bijdrage van die inrichtingen.
In de bovenstaande uitspraak ging het om een situatie met een feitelijke afstand tot een stankgevoelig object (cat. II/III) van 23 meter. Er was een vergunning verleend voor 28 mestvarkeneenheden.
Uitgaande van bovenstaande getalswaarde voor categorie II/III is Ni gelijk aan 23 x 2,5 = 57,5.
ni/Ni is dan 28 / 57,5 =0,49. De (fictieve) bijdrage van deze inrichting was dus 0,49. Samen met een andere inrichting was de cumulatieve bijdrage 0,84. Hiermee voldeed de veehouder aan de voorwaarden van het cumulatierapport.
Uit de uitspraak E03.95.0903, 23-12-1996, Hontenisse stelde de Afdeling overigens ook dat deze benadering alleen hulpmiddel was bij het hanteren van de formule ni/Ni. Hieruit was niet de conclusie mogelijk dat vergunningverlening mogelijk was voor inrichtingen die niet aan de vereiste minimumafstanden van de Brochure 1985 voldeden (individuele toets geurhinder).
Delen
ABRvS
Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State
M&R
Milieu en Recht
mve
mestvarkeneenheid