Verwaarloosbare bijdrage onder het voormalige Cumulatierapport

Vraag

Tot welke waarde ging de invoer bij het - inmiddels vervallen- Cumulatierapport en wanneer was er sprake van een verwaarloosbaar kleine bijdrage?

Antwoord

Cumulatieberekening

Het voormalige rapport 'Beoordeling cumulatie stankhinder door intensieve veehouderij' (Publikatiereeks Lucht 46 gaf een cumulatieberekening. De vraag was wat de afbakening van de cumulatiebeoordeling was: tot op hoeveel cijfers achter de komma? Dus wanneer was de bijdrage verwaarsloosbaar klein, zodat die niet bij de cumulatieve beoordeling betrokken hoefde te worden?

Verwaarloosbaar

Een relatieve bijdrage van kleiner dan 0,05 was verwaarloosbaar. Dit bleek bijvoorbeeld uit de uitspraak ABRvS, E03.95.0822, 6-11-1997, Eibergen. In deze uitspraak was de Afdeling van oordeel dat de onnauwkeurigheid van het cumulatiemodel zodanig was, dat geen absolute waarde was te geven voor te verwaarlozen relatieve geurbijdragen, zij het dat een relatieve bijdrage van 0,05 of minder in ieder geval verwaarloosbaar was.

Zo'n verwaarloosbare bijdrage gold per inrichting - en niet per afzonderlijke stal. Dat bleek uit de uitspraak ABRvS, 199902864/1, 12-9-2000, Lichtenvoorde. De cumulatiemethode ging uit van optelling van de relatieve bijdragen van de verschillende stallen. Gebruikelijk hierbij was dat een relatieve bijdrage van 0,05 of minder verwaarloosbaar was. Dit gold volgens de Afdeling echter alleen voor de relatieve bijdrage van de inrichting als geheel. Als immers meerdere stallen met elk een relatieve bijdrage van 0,05 of minder in de inrichting aanwezig waren, zou de relatieve bijdrage van de inrichting als geheel meer en zelfs veel meer kunnen zijn dan 0,05. Zo'n bijdrage was niet verwaarloosbaar. Daar kwam nog bij dat deze werkwijze bovendien tot gevolg zou hebben, dat bij voldoende opdeling in (kleine) stallen de bijdrage van vrijwel elke inrichting verwaarloosbaar zou zijn.

Bij die berekening per inrichting was het niet toegestaan om de bijdrage per stal af te ronden op 2 cijfers achter de komma. Dit bleek uit de uitspraak ABRvS, E03.98.1593, 23-11-2000, Ede. Hierin oordeelde de Afdeling namelijk dat om de onnauwkeurigheid van het cumulatiemodel zoveel mogelijk te beperken, het afronden van de waarden waarmee de relatieve bijdragen werden berekend, niet mocht tot 2 cijfers achter de komma.

In een aantal gevallen vond de ABRvS een bijdrage van groter dan 0,05 vanwege de lokale omstandigheden verwaarloosbaar klein. Zo'n omstandigheid kon zich bijvoorbeeld voordoen, als zich in een rechte lijn tot het stankgevoelige object meerdere bedrijven bevonden met een vele malen grotere relatieve bijdragen. Dit was het geval in uitspraak ABRvS, E03.95.1187, 20-4-1998, Amerongen. Hoewel de (cumulatieve) bijdrage van de inrichting hier 0,06 bedroeg, concludeerde de Afdeling toch dat deze bijdrage verwaarloosbaar was, nu zich in een rechte lijn tussen de onderhavige inrichting en het relevante stankgevoelige object andere inrichtingen bevonden en de gezamenlijke bijdragen hiervan reeds vele malen groter was dan de relatieve bijdrage van de onderhavige inrichting.

Ook in de uitspraak van de ABRvS, E03.98.0848, 12-5-2000, Putten, (JM 2000-7/100, AgriSelect2000-6/4.3,) kwam dit aan de orde. Ook hier ging het om een situatie waarbij het geurgevoelige object al zoveel stank ondervond van een andere te dichtbij gelegen veehouderij, dat de kleine bijdrage van de verder weg gelegen veehouderij verwaarloosbaar was. Het ging hierbij om een relatieve bijdrage die ongeveer 60 maal groter was dan de relatieve bijdrage van de verder weg gelegen, en hier in het geding zijnde inrichting. Gelet hierop was in dit geval een bijdrage van 0,082 verwaarloosbaar.

Niet verwaarloosbaar

Het bevoegde gezag moest motiveren waarom zich een bijzondere omstandigheid voordeed. Dit bleek uit de uitspraak ABRvS, E03.97.1866, 30-5-2000, (AgriSelect2000-6/4.3). De cumulatieve bijdrage van de veehouderij bedroeg op een camping 0,087. De relatieve bijdrage van een andere veehouderij op diezelfde camping was al 2,6. Daar het bevoegd gezag hier echter niet had gemotiveerd waarom zich een bijzondere omstandigheid voordeed die een bijdrage van 0,087 als verwaarloosbaar kan rechtvaardigen, vernietigde de Afdeling het besluit.

De enkele omstandigheid dat een andere veehouderij een relatieve bijdrage had van ongeveer 30 maal zo groot, was ook onvoldoende om een bijdrage van 0,08 als verwaarloosbaar aan te merken. Dit bleek uit uitspraak ABRvS, E03.98.1593, 23-11-2000, Ede. Een cumulatieve bijdrage van 0,07 en 0,13 op twee woningen afgezet tegen een bestaande bijdrage van 1,21 en 1,18 afkomstig van een andere inrichting, was in ieder geval niet verwaarloosbaar. Dit bleek uit uitspraak ABRvS, 199901457/1, 18-1-2001, Eersel (JM 2001-3/39, M&R 2001-11/115).

Deze situatie was naar het oordeel van de Afdeling namelijk niet te vergelijken met de situatie in de hiervoor genoemde uitspraak E03.98.0848, Putten, (JM2000-7/100) waar het ging om een relatieve bijdrage van 0,082 afgezet tegen een bijdrage van een andere veehouderij van 4,96. Gelet hierop waren de bijdragen van respectievelijk 0,07 en 0,13 in dit geval relevant en niet verwaarloosbaar.


ABRvS

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State

JM

Jurisprudentie Milieurecht

Agriselect

Agriselect (nieuwsbrief voor overheid en bedrijf)

M&R

Milieu en Recht