Moet de geuremissie van een droogtunnel bij pluimvee beoordeeld worden?
Vraag
Moet de geuremissie van een droogtunnel bij pluimvee beoordeeld worden?
Antwoord
Ja, uit jurisprudentie van 20 april 2016 van gemeente Lopik blijkt dat een droogtunnel buiten het dierenverblijf apart beoordeeld moet worden. De geur afkomstig van de droogtunnel is niet verwerkt in de emissiefactor van het huisvestingssysteem. De beoordeling van geurbronnen moet volgens artikel 2.14 van de Wabo worden gedaan.
Hoe te beoordelen?
Het Activiteitenbesluit geeft hier in afdeling 2.3 invulling aan. Afdeling 2.3 is bij de beoordeling van droogtunnels bij een veehouderij van toepassing bij zowel IPPC als niet IPPC bedrijven. Er zijn geen BBT conclusies in een Bref of voorschriften in H3 van het Activiteitenbesluit opgenomen voor geurhinder van droogtunnels. Artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit bepaalt dat geurhinder moet worden voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau worden beperkt. Wat een aanvaardbaar niveau is, is niet vastgelegd. Het bevoegd gezag moet dit zelf afwegen en de aspecten uit artikel 2.7a daarbij gebruiken. Uit de toelichting blijkt dat wanneer een gemeente geurbeleid heeft, hierbij aangesloten mag worden. Uit jurisprudentie blijkt dat aansluiten bij de normen van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) ook een mogelijkheid is.
De Wgv is het meest toepasselijke afwegingskader. In een uitspraak uit 2016 is dit voor een droogtunnel bevestigd. In deze zaak heeft de gemeente Roermond een emissiefactor berekend op basis van het rapport 280 van Wageningen UR Livestock Research. De bijdrage van de droogtunnel in dit meetrapport komt neer op 0,11 Oue/s per leghen. Samenmet de emissie van het huisvestingssysteem van de leghennen voldoet de berekende geurbelasting van deze casus nog steeds aan de normen van de Wgv. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende en adequaat onderzoek gedaan naar de geuremissie van de droogtunnel. Het bestreden besluit is op dit onderdeel zorgvuldig voorbereid. Vervolgens heeft de inrichtingshouder vrijwillig nog een meting laten uitvoeren naar de geuremissie van de droogtunnel. Hieruit blijkt geen extra geuremissie afkomstig van de droogtunnel ten opzichte van de stal. Dit bevestigt volgens de rechtbank dat de uitgevoerde berekening niet tot een onderschatting leidt van de geuremissie.
Geuronderzoek
Het bevoegd gezag kan niet altijd een geuronderzoek (meten of rekenen) vragen van een bedrijf. Wanneer dit wel kan, kunt u lezen op de pagina over 'Geursituatie bepalen'. Het bevoegd gezag zal altijd moeten motiveren waarom in dat geval een onderzoek nodig is. Een onderzoek moet aan bepaalde eisen voldoen.
Richtlijn mestverwerkingsinstallaties
In onderstaande jurisprudentie wordt in de laatstgenoemde uitspraak verwezen naar de Richtlijn mestverwerkingsinstallaties. De toelichting van de Wgv verwijst naar deze Richtlijn. De Richtlijn kan worden toegepast, maar dit is niet verplicht. Bovendien is inhoudelijk deze richtlijn niet actueel. De door de gemeente gebruikte cijfers uit het WUR-rapport zijn van recentere datum en geven een betere onderbouwing.
Jurisprudentie
Over bovenstaande informatie kunt u hier de volgende jurisprudentie vinden:
- droogtunnel gemeente Lopik, april 2016
- aansluiten bij de normen van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv), gemeente Deurne, 20 maart 2013
- uitbreiding pluimveestal met gebruik droogtunnel, 4 mei 2016, gemeente Roermond
Meer jurisprudentie over geurhinder van mestopslag en mestbehandeling.