Wat zijn de gevolgen als een geurgevoelig object te dicht bij een veehouderij komt te liggen?

Vraag

Wat gebeurt er als een geurgevoelig object groter wordt en zo te dicht bij een veehouderij komt te liggen? De afstand tot een geurgevoelige object was bijvoorbeeld 50 meter tot het emissiepunt, en wordt nu 45 meter.

Antwoord

Het hangt ervan af of de veehouderij een omgevingsvergunning milieu heeft (type C-bedrijf) of niet (type B-bedrijf dat volledig onder het Activiteitenbesluit valt).

Type C-bedrijf

Zolang de veehouder de veebezetting niet wijzigt en ook geen verandering doorvoert in het huisvestingssysteem en de emissiepunten, kan hij opnieuw een omgevingsvergunning krijgen. Ook al is de afstand nu te kort. Bijvoorbeeld in de situatie dat hij een machineberging aanvraagt. Dit volgt uit artikel 4 lid 3 Wet geurhinder en veehouderij (Wgv).

Maar als de veehouder wil uitbreiden in dieren met geuremissiefactor, dan geldt de 50/50%-regeling van artikel 3 lid 4 Wgv. Dan is het zaak om uit te gaan van die 45 meter, bij het berekenen van de geurbelasting van het vergunde veebestand en van het vergunde veebestand met maatregelen.

Als de veehouder niet genoeg reduceert, moet het bevoegd gezag de vergunning weigeren.

In ABRvS nr. 200806483/1/M2 van 8 april 2009, Grootegast, gaat de Afdeling in op "bestaande situatie". Over de uitzondering in artikel 4, derde lid Wgv zegt de Afdeling: "Dat is het geval indien zowel de afstand tussen de veehouderij en het geurgevoelig object [opmerking: lees hierbij "niet afneemt"] als het aantal dieren van één of meer diercategorieën niet toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie."

Type B-bedrijf

Zolang de veehouder geen dierenverblijf opricht, uitbreidt of wijzigt, is er niet zoveel aan de hand. Dan zijn artikel 3.115 tot en met artikel 3.119 van het Activiteitenbesluit niet van toepassing. De veehouder mag de dieren blijven houden. Dit is ook zo, als hij een melding doet voor bijvoorbeeld een machineberging. Een melding die niets wijzigt in de veebezetting en ook niets in het huisvestingssysteem en de emissiepunten.

Ook hier geldt verder dat er wel een probleem voor de veehouder ontstaat, als hij wil uitbreiden in dieren met geuremissiefacor. Hij zal de 50/50%-regeling van artikel 3.115 lid 2 onder b Activiteitenbesluit moeten toepassen.

Als de veehouder niet genoeg reduceert, handelt hij in strijd met het Activiteitenbesluit. Het bevoegd gezag moet daarop in principe handhaven. De melding weigeren, kan niet.