Mag uitbreiden in dieren met minimumafstanden als dieren met geuremissiefactoren te dichtbij staan, en andersom?
Vraag
Mag een veehouder uitbreiden in dieren waarvoor minimumafstanden gelden, als dieren met geuremissiefactoren zorgen voor een overbelaste situatie? En mag het andersom ook?
Bijvoorbeeld de geurbelasting op een woning is meer dan de toegestane geurnorm. Deze overbelaste situatie wordt veroorzaakt door een veehouderij waar varkens worden gehouden. De veehouder vraagt een vergunning aan voor het uitbreiden met paarden. Is dit toegestaan?
Antwoord
Ja, dat mag. Voorwaarde is wel, dat de paardenstallen op voldoende afstand komen te staan.
De reden dat dit mag, is dat er de geurregelgeving voor dierenverblijven een systematiek van twee beoordelingskaders kent. De beoordeling van dieren met geuremissiefactoren (zoals varkens) staat los van de beoordeling van dieren zonder geuremissiefactoren (zoals paarden). Zolang de paarden voldoen aan de eisen (minimumafstand), mag de veehouder deze gaan houden. Het maakt daarvoor niet uit, dat hij niet voldoet aan de geurnorm voor de varkens.
Dit volgt uit de Wet geurhinder en veehouderij. Die wet kent twee beoordelingskaders: één voor dieren waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld (artikel 3 Wgv) en één voor dieren waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld (artikel 4 Wgv). Het milieuaspect geurhinder moet volgens die twee beoordelingskaders los van elkaar uitgevoerd worden.
Artikel 3 lid 3 Wgv geeft aan in welke overbelaste situaties de vergunning toch vergund kan worden. Het gaat daarbij om situaties waarbij sprake is van een overbelasting met dieren van één of meer diercategorieën waarvoor geuremissiefactoren zijn vastgesteld. Als een bedrijf op basis van artikel 3 Wgv overbelast is, mag het bedrijf nog wel uitbreiden met dieren waarvoor vaste afstanden gelden, mits de stallen voor dieren zonder geuremissiefactor voldoen aan de afstanden in artikel 4 Wgv.
Andersom geldt het trouwens ook. Dat volgt uit artikel 4 lid 3 Wgv.
In het Activiteitenbesluit staan soortgelijke bepalingen. Dat zijn artikel 3.115 lid 2 onder c en artikel 3.117 lid 2.
In de jurisprudentie is dit punt aan bod gekomen. ABRvS, 200805725/1/M2, 1 juli 2009, was de afstand voor melkrundvee te kort. De Afdeling oordeelt: "2.3.3. Gezien het bestreden besluit is het college bij de beoordeling of ten opzichte van de eerder op 28 april 1998 verleende vergunning sprake is van een toename van het aantal in de inrichting te houden dieren uitsluitend uitgegaan van het aantal dieren dat wordt gehouden in de inrichting voor zover gelegen binnen een afstand van 50 meter van de woning van [appellante]. Naar het oordeel van de Afdeling is dit onjuist. Op grond van artikel 4, derde lid, van de Wet geurhinder had het college moeten beoordelen of het totaal aantal dieren van diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, dat in de gehele inrichting wordt gehouden, toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie. Uit deze bepaling noch uit de toelichting daarop (TK 2005-2006, 30 453, nr. 3, p. 20) blijkt immers dat de reikwijdte ervan beperkt is tot slechts een bepaald gedeelte van de inrichting.
2.3.4. Bij het bestreden besluit is een vergunning verleend voor het houden van 220 stuks melk- en kalfkoeien en 40 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar, op de locatie aan de [locatie]. Voor deze locatie is bij besluit van 28 april 1998 eerder een vergunning verleend voor het houden van 100 melkkoeien en 40 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar. Van een toename van het aantal in de inrichting te houden dieren is dus sprake, zodat de in artikel 4, derde lid, van de Wet geurhinder geregelde uitzondering geen toepassing vindt. Met inachtneming van het voorgaande leidt dit tot de conclusie dat de vergunning in strijd met artikel 4, eerste lid, van de Wet geurhinder is verleend. De beroepsgrond slaagt."