Opzet van het VGO-onderzoek

Het VGO-onderzoek (Onderzoek veehouderij en gezondheid omwonenden) is uitgevoerd in het oostelijke deel van Noord-Brabant en in Noord-Limburg. Dit is het gebied met de meeste veehouderijen per vierkante kilometer. Ook zijn diverse diersectoren vertegenwoordigd.

Deelstudies

Het VGO-onderzoek is een vervolg op het eerdere Nederlandse IVG onderzoek (Intensieve Veehouderij en Gezondheid). Het VGO-onderzoek is uitgevoerd door een team van wetenschappers en onderzoekers van het RIVM, Universiteit Utrecht (IRAS), Wageningen University & Research en NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg).

In de zomer van 2016 is het uitgebreide VGO-rapport gepubliceerd: Veehouderij en gezondheid omwonenden (hierna: VGO-hoofdrapport). In juni 2017 volgde een rapport met nadere resultaten: Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (aanvullende studies). Analyse van gezondheidseffecten, risicofactoren en uitstoot van bio-aerosolen (hierna ‘VGO-aanvullende studies’). Dit rapport bevat aanvullende en diepgaande analyses van de al bestaande gegevens. Een aantal resultaten is hiermee nog eens extra bevestigd.

In het najaar van 2018 verschenen de eerste deelresultaten van de vervolgstudie VGO-III, over longontsteking in de periode 2014-2016. Het Kennisplatform Veehouderij en gezondheid publiceerde vragen en antwoorden over deze deelresultaten. Er vinden nog steeds deelstudies plaats binnen VGO-III, om meer te weten te komen over de relaties tussen geitenhouderijen en longontsteking. Meer informatie over de inhoud en voortgang daarvan staat op de website van het RIVM.

Verzamelde gegevens

Bij het onderzoek zijn gegevens verzameld van meer dan 100.000 patiënten bij huisartsen in het VGO-gebied. Voor een aantal analyses zijn bovendien gegevens gebruikt van zo’n 70.000 patiënten van huisartsen in ‘controle- of referentiegebieden’. Dit zijn landelijke gebieden in Nederland met een lage dichtheid van intensieve veehouderij.

Verder zijn bij ruim 14.000 mensen in het VGO-gebied vragenlijsten afgenomen. En is bij zo'n 2.500 mensen medisch onderzoek gedaan naar antistoffen in het bloed, longfunctie en aanwezigheid van resistente bacteriën in de neus en de ontlasting.

Daarnaast voerden de onderzoekers luchtmetingen uit om te zien hoe stoffen vanuit veehouderijen zich verspreiden door de lucht. En aan welke stoffen omwonenden blootgesteld worden.

Diersoorten

In het VGO-onderzoek zijn veehouderijen betrokken met de volgende dieren: pluimvee, varkens, runderen, geiten, nertsen, schapen en paarden. Hierbij is het veehouderijtype bepaald door de hoofdcategorie diersoort op een veehouderij.

Naast de hoofdcategorie diersoort zijn er ook vaak andere dieren aanwezig op een bedrijf. Deze zijn ook meegenomen in de analyses, vanaf een minimum aantal dieren: 250 stuks pluimvee, 250 nertsen, 50 geiten, 50 schapen, 25 varkens, 5 runderen of 5 paarden.