Bodemrisico's en het bewerken en verwerken van mest
Installatie voor het bewerken en verwerken van mest
Om emissie naar de bodem te voorkomen is een vloeistofkerende vloer onder de installatie, die de mest bewerkt of verwerkt, in combinatie met het opruimen van eventuele gelekte of gemorste vloeistof voldoende. Dit is conform de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB).
In de praktijk zal het merendeel van de bedrijven de installatie plaatsen op een vloeistofkerende vloer. Mocht dit niet zo zijn, dan kunt als bevoegd gezag bij niet-vergunningplichtige bedrijven via een maatwerkvoorschrift de bovenstaande eisen stellen (zie Activiteitenbesluit - maatwerk op grond van de zorgplicht). Bij vergunningplichtige bedrijven kunnen de eisen, indien nodig, in de vergunningvoorschriften opgenomen worden.
Opslag van de mest en mestfracties
In het Activiteitenbesluit zijn voor de opslag van vaste mest bodemvoorschriften opgenomen in paragraaf 3.4.5 'Opslaan van agrarische bedrijfsstoffen'. Deze voorschriften gelden ook voor de stapelbare dikke fractie die ontstaat bij de mechanische scheiding van drijfmest en digestaat (zie ook 'Activiteitenbesluit en landbouw - bodemvoorschriften voor het opslaan van agrarische bedrijfsstoffen).
Voor de opslag van drijfmest en digestaat staan bodemvoorschriften in paragraaf 3.4.6 'Opslaan van drijfmest en digestaat' van het Activiteitenbesluit. Deze voorschriften gelden ook voor de dunne fractie die ontstaat bij de mechanische scheiding van drijfmest en digestaat (zie ook 'Activiteitenbesluit en landbouw - bodemvoorschriften voor het opslaan van drijfmest en digestaat).