Geur en het drogen van mest
Het drogen van mest of digestaat geeft hoge emissies van vooral ammoniak, fijnstof en geur. Aansluiten op de afstandseisen:
- 100 meter tot geurgevoelige objecten die in de bebouwde kom liggen
- 50 meter tot objecten, die daarbuiten liggen
die in het Activiteitenbesluit staan om geurhinder te beperken is daarom onvoldoende.
Door het toepassen van luchtbehehandelingstechnieken is het mogelijk om de emissies van ammoniak, fijnstof en geur sterk te beperken. Bijvoorbeeld door een combinatie van een chemische wasser en een biologische wasser of biofilter.
Beoordeling van geur
Voor de beoordeling van geur tijdens het drogen van mest zijn geen specifieke toetsingskaders of richtlijnen. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is alleen een verplicht toetsingskader als het gaat om de geurhinder van dierenverblijven. Dit blijkt uit artikel 2 van de Wet geurhinder en veehouderij. Daarnaast zijn voor het drogen van mest of digestaat geen BBT-conclusies of voorschriften in hoofdstuk 3, 4 of 5 van het Activiteitenbesluit om geurhinder te voorkomen of te beperken.
Omdat er geen specifieke toetsingskaders zijn voor de beoordeling van de geurbelasting, zijn de geurvoorschriften uit het Activiteitenbesluit van toepassing om geurhinder te voorkomen of te beperken (afdeling 2.3 Lucht).
Artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit
De geurvoorschriften staan in artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit. Het algemene uitgangspunt is het voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau beperken van geurhinder (lid 1). Het bevoegd gezag beoordeelt welke mate van geurhinder nog aanvaardbaar is. Aspecten die het bevoegd gezag hierbij meeweegt staan in lid 3.
De informatie waarover het bevoegd gezag beschikt kan onvoldoende zijn om de beoordeling te kunnen maken. In dat geval kan het bevoegd gezag het bedrijf vragen om een geuronderzoek (lid 2). Bij onaanvaardbare geurhinder kan het bevoegd gezag aanvullende eisen stellen in een maatwerkbesluit (lid 4). Het bevoegd gezag kan het bedrijf dan vragen om een onderzoek naar mogelijke maatregelen (lid 5).
Een uitgebreide toelichting hierop staat in ‘afdeling 2.3 – geurvoorschriften’ van de handleiding geur.
Het is aan de inrichtinghouder om een schatting te geven van de aard en omvang van de emissies die vrijkomen bij het drogen van de mest.
Terugwinnen van warmte uit de drooglucht
Een belangrijk aspect van drogen is het terugwinnen van warmte uit de drooglucht door het condenseren (afkoelen) van de damp met behulp van warmtewisselaars. Het condenswater, met daarin ammoniak, stofdeeltjes en geurcomponenten kan worden teruggevoerd in het proces en worden gezuiverd (via een ultrafiltratie- of microfiltratiestap). De uittredende lucht is in dit geval minder vervuild.