Luchtkwaliteit bij monovergisting van mest

Het vergisten van mest kan gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. Bij de beoordeling van een aanvraag voor het plaatsen van een installatie moet dat nagegaan worden.

Op basis van Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer moet het bevoegd gezag de grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen in acht nemen. De grenswaarden voor luchtkwaliteit uit de Wet milieubeheer gelden voor iedereen. Dus niet alleen voor vergunningplichtige bedrijven, maar ook voor bedrijven die onder het Activiteitenbesluit vallen.

Zie ook: emissies naar de lucht bij monovergisting

Stikstofdioxiden

Bij de beoordeling moeten emissies van de vergistingsinstallatie en toebehoren worden meegenomen. Daarbij mag ervan uitgegaan worden dat bij de warmtekrachtinstallatie alleen een significante emissie te verwachten is van stikstofoxiden (NOx). De overige emissies die gerelateerd zijn aan de luchtkwaliteit, zijn over het algemeen niet in betekenende mate (NIBM).

Verkeersbewegingen

Bij mestvergisting en biogasbenutting op boerderijschaal vinden geen extra verkeersbewegingen rond de inrichting plaats. Bij een luchtkwaliteitsberekening rond een monovergister hoeft in dat geval niet naar het effect van verkeersbewegingen gekeken te worden.