Digestaat als afvalstof
Een doelmatig beheer van afvalstoffen is belangrijk. Hieronder vindt u meer informatie over het doelmatig beheer van digestaat als afvalstof. Hiervoor is artikel 22.1 Wm van belang.
Artikel 22.1 lid 9 Wm
Digestaat is een afvalstof als het digestaat niet kan worden gebruikt op de eigen landbouwgronden. Daarnaast kan het ook niet onder economische gunstige omstandigheden aan anderen kan worden geleverd (zie: Is digestaat een afvalstof?).
Voor afvalstoffen gelden de eisen uit hoofdstuk 10 (Afvalstoffen) van de Wet milieubeheer. Als het digestaat voldoet aan de voorwaarden van de Meststoffenwet, zijn de regels uit hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer niet van toepassing op ‘gedragingen’ als er al voorschriften gelden volgens de Meststoffenwet. Dit staat in artikel 22.1, negende lid van de Wet milieubeheer (zie ook: Mest als afvalstof).
De voorschriften in de Meststoffenwet moeten wel het milieu voldoende beschermen. Als dat niet het geval is, geldt wel de Wet milieubeheer. Ook voor onderdelen die de Meststoffenwet niet regelt, geldt hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer.
Artikel 22.1 lid 9
Artikel 9.5.2 en hoofdstuk 10 zijn niet van toepassing zijn op gedragingen, voor zover daaromtrent voorschriften gelden, die zijn gesteld bij of krachtens de Meststoffenwet.
Registratie van gegevens
Voor digestaat dat voldoet aan de voorwaarden van de Meststoffenwet staan de eisen voor de registratie van gegevens in de Meststoffenwet. Digestaat mag als dierlijke meststof worden gebruikt als het is ontstaan bij vergisting van ten minste 50% (gebaseerd op gewicht) dierlijk mest. Daarnaast mogen uitsluitend covergistingsmaterialen zijn toegepast die in bijlage Aa, onder IV staan.
Wordt niet voldaan aan de voorwaarden van de Meststoffenwet, dan mag het digestaat niet worden gebruikt als meststof. In dat geval is hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer op het digestaat van toepassing.
Stortverbod digestaat
Als hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer van toepassing is, betekent dit onder andere dat artikel 10.2 (stortverbod) het uitrijden van digestaat als meststof tegenhoudt. Gedeputeerde staten kunnen een ontheffing verlenen op dit stortverbod. Dit staat in artikel 10.63 tweede lid van de Wm (storten buiten inrichtingen). Bij het verlenen van ontheffingen moet men rekening houden met het LAP.
Let op: voor de Meststoffenwet blijft ook een meststof die niet toegelaten is voor gebruik op landbouwgrond nog steeds een meststof. Van deze meststof moet het verhandelen worden verantwoord.
Enerzijds moet de veehouder zich ook over de nutriënten in deze niet-toegelaten meststof kunnen blijven verantwoorden. Anderzijds moet de niet-toegelaten meststof tot aan haar eindbestemming (afvalverwerker, of mogelijk een ontheffing stortverbod buiten de inrichting –niet wenselijk-, of mogelijk export) gevolgd kunnen worden. Afvoer van een dergelijke niet-toegelaten meststof dient ook volgens het hoofdspoor van de Meststoffenwet (VDM, geregistreerd vervoerder, AGR/GPS, wegen en bemonsteren) plaats te vinden.