Opwerkunit vergistingsgas
Op het gebied van veiligheid is veel regelgeving van toepassing op installaties voor het opwerken van vergistingsgas tot aardgaskwaliteit en het leveren aan het aardgasnet. In de eerste plaats geldt de ATEX 153 richtlijn. Daarnaast moet worden vastgelegd, dat een installatie voor het opwerken van vergistingsgas alleen bediend mag worden door een persoon, die over voldoende deskundigheid beschikt.
Ook moeten voor de installatie bedieningsinstructies zijn opgesteld. Deze instructies moeten bij de installatie aanwezig zijn. Ook moet de installatie beschikken over een noodplan. Hierin is vastgelegd welke maatregelen genomen moeten worden in geval van calamiteiten. Deze maatregelen zullen vaak al noodzakelijk zijn vanwege Arbowet- en regelgeving. Voor meer informatie zie ook paragraaf ‘Noodprocedure'.
Voorschrift: bediening opwerkunit
1. Voor de bediening van de opwerkunit voor vergistingsgas is een persoon beschikbaar, die over voldoende deskundigheid beschikt.
2. In de nabijheid van de opwerkunit voor vergistingsgas zijn bedieningsinstructies aanwezig.
Voorschrift: gasleidingen
1. Leidingen voor transport van vergistingsgas zijn van corrosiebestendig materiaal.
2. Vergistingsgasleidingen zijn herkenbaar en als zodanig gemerkt.
3. De installatie die het vergistingsgas in de leidingen brengt is zo afgesteld dat bij een plotselinge drukval in de leiding de levering van vergistingsgas wordt stopgezet. In dat geval wordt de levering hervat als is vastgesteld dat er geen problemen met de leiding zijn of deze zijn opgelost.
4. Bovengrondse vergistingsgasleidingen zijn beveiligd tegen aanrijden. Ondergrondse vergistingsgasleidingen lopen niet onder gebouwen door.