Toevoegen covergistingsmaterialen

Toevoer van vloeibare covergistingsmaterialen gebeurt vanuit de (vacuüm)tank van een vrachtwagen of vanuit een stationaire opslagtank. De opslagtank is via een gesloten systeem aangesloten op de vergistingstank. Hiermee kan de emissie afkomstig van het covergistingsmateriaal (geur) en emissies afkomstig van de vergister (zie de paragraaf 'Vergistingsproces') worden voorkomen.

Voormeng-installatie

Covergistingsmaterialen met een hoog droge stof gehalte, zoals gras en energiemaïs, kunnen in een ‘voormeng-installatie’ met de vloeibare mest worden vermengd. Na mengen wordt het mengsel verpompt naar de vergistingstank. Met deze techniek wordt de emissie van geur en ammoniak voorkomen.

Vijzel of zuigerinstallatie

De covergistingsmaterialen kunnen met een vijzel door de wand van de vergister tot onder het niveau van de mest in de vergistingstank worden gebracht. Dit kan ook batchgewijs met een zuigerinstallatie onderin de vergistingstank. In beide gevallen kunnen er geen emissies vanuit de vergistingstank optreden.

Opening met rok

Bij sommige installaties wordt bij het toevoegen van covergistingsmateriaal de vergistingstank kort geopend. Aan de binnenzijde van de opening van de tank is rondom een rok aangebracht die reikt tot onder het niveau van het te vergisten materiaal. Hierdoor worden emissies van vergistingsgas, ammoniak en geur beperkt.

Gesloten op- en overslagruimte

Bij het opslaan van covergistingsmaterialen in een gesloten op- en overslagruimte kunnen emissies gecontroleerd en gefilterd naar de buitenlucht worden afgevoerd. Dit kan door het creëren van een onderdruk in de op- en overslagruimte. De afgezogen lucht wordt vervolgens via een actief koolfilter, biofilter of andere techniek afgevoerd naar de buitenlucht of kan worden afgevoerd naar de warmtekrachtinstallatie. De noodzaak is afhankelijk van de kosten in relatie tot de omvang van eventuele geurhinder.