Jurisprudentie ammoniak
Op deze pagina vindt u een samenvatting van uitspraken voor het deelonderwerp: ammoniak. Daarbij staat ook de vindplaats vermeld.
Ammoniakemissie
Wet ammoniak en veehouderij
Bij een gesloten proces geen ammoniakemissie vanwege het mestraffinagesysteem (mestraffinage)
- ABRvS, 201400399/1/A4, 29 oktober 2014, Steenwijkerland.
Volgens appellant hadden voorschriften voor geur en ammoniak aan de vergunning moeten worden verbonden. De Afdeling oordeelt dat er geen ammoniakemissie en geurhinder te verwachten is, nu het systeem gesloten is. Appellant krijgt geen gelijk.
In de woorden van de Afdeling: “8.1. In vergunningvoorschrift 5.1 is bepaald dat het mestraffinagesysteem moet voldoen aan het bepaalde in het ‘Systeemdocument AgriMoDEM mestraffinage’. In dit document is vermeld dat van het proces in het mestraffinagesysteem geen ammoniakemissie valt te verwachten, omdat het een gesloten, anaeroob en gasdicht proces betreft. Uit de bij besluit van 27 maart 2013 verleende omgevingsvergunning volgt verder dat vanwege dit gesloten proces niet of nauwelijks geurhinder zal optreden. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voorgaande onjuist is. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college ten onrechte heeft nagelaten om de geurbelasting en de ammoniakuitstoot in de vergunningvoorschriften te normeren.”
Wav niet van toepassing (mestverwerkingsinstallatie)
- ABRvS, 201302315/5/A4, 21 mei 2014, Boxmeer.
De in de Richtlijn mestverwerkingsinstallaties opgenomen normstelling voor mestverwerking op boerderijniveau is niet van toepassing op de aangevraagde mestverwerkingsinstallatie, omdat daarin ook mest van buiten de inrichting zal worden verwerkt. Gelet hierop is het mogelijk om bij de beoordeling van de gevolgen van de ammoniakemissie de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) te hanteren
De aangevraagde mestverwerkingsinstallatie is voor een belangrijk deel verbonden aan de varkenshouderij en geen onafhankelijk bedrijfsonderdeel binnen de inrichting. Voor de beoordeling van de milieugevolgen van de mestverwerking moeten daarom, zo volgt uit de NeR, de emissies vanuit de dierenverblijven mede in beschouwing worden genomen.
Ten aanzien van de stelling van het college dat cumulatie van de emissies niet mogelijk is, overweegt de Afdeling dat de Wav niet van toepassing is op de verwerking van mest buiten de dierenverblijven. De emissie vanuit de ruimte waar de mest zal worden verwerkt, behoeft daarom niet overeenkomstig die regelgeving te worden berekend. Dat de Wav moest worden toegepast bij de beoordeling van vergunningaanvragen voor het houden van varkens in de dierenverblijven, betekent voorts niet dat de emissie uit de dierenverblijven voor de beoordeling van de gevraagde verandering niet kan worden berekend in de in de NeR gebruikte eenheid van g/uur.
De milieugevolgen van activiteiten die reeds zijn vergund zijn niet ter beoordeling bij het nemen van een beslissing op een aanvraag om een veranderingsvergunning. Dit neemt niet weg dat aan de gevolgen van reeds vergunde activiteiten betekenis toekomt, in die zin dat een toename van de milieubelasting kan leiden tot het oordeel dat voor een verandering van de inrichting geen vergunning kan worden verleend. Bij toepassing van de NeR betekent dit, voor zover hier van belang, dat vastgesteld moet worden of de ammoniakemissie door de gevraagde verandering zodanig toeneemt dat de grensmassastroom van 150 g/uur wordt overschreden, dan wel overschreden blijft, en aan de emissie-eis van maximaal 30 mg/mo3 moet worden voldaan.
De NeR heeft als uitgangspunt dat de emissies van de verschillende bronnen in de inrichting bij elkaar worden opgeteld. Indien een inrichting uit verschillende onafhankelijke onderdelen bestaat, bestaat echter ruimte om de emissies van die onderdelen niet op te tellen. Het standpunt van het college dat de varkenshouderij en de mestverwerkingsinstallatie onafhankelijke onderdelen van de inrichting zijn, deelt de Afdeling niet. Een belangrijk deel van de volgens de vergunning te verwerken mest, te weten ongeveer 37%, is afkomstig van de eigen varkenshouderij en wordt vanuit de stallen naar de mestsilo en vervolgens naar de loods met de mestverwerkingsinstallatie gepompt. De aangevraagde mestverwerkingsinstallatie is gelet hierop voor een belangrijk deel verbonden aan de varkenshouderij en geen onafhankelijk bedrijfsonderdeel binnen de inrichting. Voor de beoordeling van de milieugevolgen van de mestverwerking moeten daarom, zo volgt uit de NeR, de emissies vanuit de dierenverblijven mede in beschouwing worden genomen.