Jurisprudentie BBT
Op deze pagina vindt u samenvattingen van uitspraken voor het deelonderwerp: BBT, inclusief de vindplaats.
BREF Emissions from Storage
Gecombineerd luchtwassysteem
BREF Intensieve pluimvee- en varkenshouderij
BREF niet van toepassing op (na)vergistingstanks - dubbelwandigheid of omwalling niet noodzakelijk
- ABRvS, 201500737/1/A4, 16 maart 2016, Oude IJsselstreek.
23.3. Uit het BREF blijkt dat dit ziet op de opslag, het transport en de verlading van vloeistoffen, vloeibare gassen en vaste stoffen bij IPPC-installaties. Zoals ook is opgemerkt in het deskundigenbericht beschrijft het BREF processen waarbij de opslag een activiteit is, waarbij een stof in voorraad wordt gehouden. Voorts is in het deskundigenbericht opgemerkt dat substraten in de (na)vergistingstanks worden vermengd waarbij een langzaam verlopend biologisch proces plaatsvindt. Door de vergisting verandert het mengsel van samenstelling. Er is daarom volgens het deskundigenbericht geen sprake van pure opslag. De Afdeling gaat er mede aan de hand van hetgeen in het deskundigenbericht is opgemerkt vanuit dat in de (na)vergistingstanks geen opslag plaatsvindt in de zin van het BREF en dat het BREF hierop daarom niet van toepassing is. Dat wanneer in een tank een vergistingsproces plaatsvindt geen sprake is van opslag wordt ook bevestigd in de uitspraak van de Afdeling van 26 oktober 2011 in zaak nr. 201102226/1/H4 waarin is overwogen dat de Afdeling geen aanleiding ziet voor het oordeel om de bij de co-vergistingsinstallatie behorende hydrolysesilo’s als opslagvoorzieningen voor van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen aan te merken, nu hydrolyse in dit geval een voorbehandeling betreft en de eerste fase van het vergistingsproces.
Dat de mest en co-substraten geruime tijd in de tanks verblijven en de vergistingstanks min of meer overeen komen met de silo’s zoals die veelal voor de opslag van mest worden gebruikt, leidt niet tot het oordeel dat opslag plaatsvindt. Daarnaast betekent het gegeven dat er geen BBT-conclusie voor handen is voor (co)vergisting niet dat aansluiting gezocht dient te worden bij het BREF.
Gecombineerd luchtwassysteem is BBT bij mestverwerkingsloods
- ABRvS, 201113207/1/A4, 20 maart 2013, Deurne.
Daarnaast wordt een gecombineerd luchtwassysteem gebruikt voor het reinigen van de uitgaande lucht uit de mestverwerkingsloods. Een gecombineerde luchtwasser wordt bij een veehouderij gezien als beste beschikbare techniek. Aangezien de samenstelling van de uittredende lucht overeenkomt met de samenstelling van de lucht uit een stal, zal de werking van de luchtwasser identiek zijn en kan het gecombineerde luchtwassysteem ook voor een mestverwerkingsbedrijf als beste beschikbare techniek worden beschouwd, aldus het college. Ten aanzien van de stelling van [appellant sub 3], dat had moeten worden beoordeeld of het gecombineerde luchtwassysteem voldoet aan de van toepassing zijnde BREF, stelt het college dat de BREF alleen van toepassing is op een gpbv-installatie en dat dit mestverwerkingsbedrijf dat niet is. Wat betreft de Handreiking (co)vergisting van mest (hierna: de handreiking) wijst het college er op dat daarin is vermeld dat bij mestvergisting geen emissies van ammoniak plaatsvinden waardoor de handreiking geen duidelijk kader biedt voor het toetsen van de ammoniakemissie.
Met hetgeen [appellant sub 3] heeft aangevoerd is niet aannemelijk gemaakt dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat het gecombineerde luchtwassysteem als beste beschikbare techniek kan worden beschouwd. Voorts kan de stelling van het college dat in dit geval geen BREF van toepassing is en de handreiking geen duidelijk kader biedt voor het toetsen van de ammoniakemissie niet onjuist worden geacht.
Geen definitie van gedroogde mest in de BREF Intensieve pluimvee- en varkenshouderij (mestopslag)
- ABRvS, 201004415/1/M2, 11 mei 2011, Lopik.
Onderdeel 5.3.5 van het BREF Intensieve pluimvee- en varkenshouderij vermeldt, voor zover hier van belang, dat als beste beschikbare techniek voor de opslag van mest wordt aangemerkt het opslaan van gedroogde kippenmest in een schuur met een ondoorlaatbare vloer met voldoende ventilatie.
2.8.5. Ter zitting hebben [appellanten sub 2] gesteld dat niet wordt voldaan aan het vereiste van onderdeel 5.3.5 van het BREF Intensieve pluimvee- en varkenshouderij dat de opgeslagen mest gedroogd is. Volgens [appellanten sub 2] volgt uit het BREF Intensieve pluimvee- en varkenshouderij dat gedroogde mest, mest met een droge stof-gehalte van 80% of meer is.
2.8.6. Anders dan [appellanten sub 2] stellen is in het BREF Intensieve pluimvee- en varkenshouderij niet vermeld dat gedroogde mest, mest is met een droge stof-gehalte van 80% of meer. Van gedroogde mest is in het BREF Intensieve pluimvee- en varkenshouderij geen definitie gegeven.