Emissiepunten (bronnen)
Bij het modelleren van de emissiepunten moet men de bronkarakteristieken bepalen zoals beschreven in de Regeling geurhinder en veehouderij. Dit houdt bijvoorbeeld in dat men per stal één emissiepunt invoert. Het emissiepunt bij een stal met natuurlijke ventilatie bepaalt men door middel van het geometrisch gemiddelde van alle emissiepunten per stal. Ook in het geval van gecombineerde lengte-nokventilatie sluit men aan bij de manier van modelleren als in die regeling. Zie verder de Gebruikershandleiding V-Stacks vergunning en de aanvullingen hierop op de InfoMil website.
De algemene regel is: voer één bron per stal in. Dus niet alle feitelijk aanwezige emissiepunten (ventilatoren) als afzonderlijke bronnen invoeren. Het maakt daarbij wel uit of de stal natuurlijke ventilatie heeft of mechanische ventilatie.
Goed om te weten is het volgende. Voor de toetsing van een omgevingsvergunning milieu en de OBM zijn contouren niet nodig. De contour hoeft men dus niet te berekenen. Het uitvoerbestand geeft op alle ingevoerde 'te beschermen objecten' de berekende waarden, waarmee men toetst. Oefen ook met de casus ISL3a.
Naast de jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m3 fijnstof is er ook de daggemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3. Deze laatste mag maximaal 35 maal per jaar overschreden worden. Zoals eerder beschreven is het toegestane aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde bijna altijd bepalend. Het ISL3a berekent beide voor elk toetspunt.