Vuistregel voor veehouderijen
Het is niet altijd nodig om met een verspreidingsberekening vast te stellen of een veehouderij (N)IBM bijdraagt. Dit kan de gemeente of initiatiefnemer soms ook motiveren met de resultaten van onderzoeken of ervaringen elders.
Er zijn namelijk genoeg projecten die overduidelijk NIBM zijn en waar een berekening niets toevoegt aan de conclusie. Soms vraagt de veehouder bijvoorbeeld geen uitbreiding van de activiteiten aan. Of is de verandering zo gering in omvang dat deze geen effect op de luchtkwaliteit heeft (zie uitspraak ABRvS nr 201102498/1/T1/A4).
Vuistregel
Er is een vuistregel opgesteld waarmee men aan kan tonen dat een uitbreiding/oprichting NIBM bijdraagt. Deze vuistregel is bedoeld als een hulpmiddel voor de motivering. Ze staat in tabel 1 en heeft als uitgangspunt de 3% NIBM grens. In de tabel staat bij welke afstand tot de stallen een fijnstof emissie per definitie NIBM bijdraagt. Daarbij geldt, hoe groter de afstand des te groter de kans dat de veehouderij NIBM bijdraagt.
De fijnstof emissie moet men berekenen aan de hand van de emissiefactorenlijst voor fijnstof op www.rijksoverheid.nl. De totale emissie toetst het bevoegd gezag aan de waarden in de tabel. Op deze manier is snel duidelijk of de totale (toename in) blootstelling onder de NIBM grens blijft.
Uitleg tabel
De (toename in) dierplaatsen vermenigvuldigt men met de emissiefactor uit de emissiefactorenlijst. Het resultaat is de toename in fijnstof emissie in grammen per jaar. Deze toetst men aan de waarden uit de tabel. De getallen in de tabel zijn worst-case genomen met een veiligheidsmarge. In de tabel staat op welke afstand de emissie in ieder geval nog NIBM bijdraagt.
Wanneer de toename in emissie hoger is dan de getallen in de tabel dan is het project mogelijk IBM. Een verspreidingsberekening is dan nodig om uitsluitsel te geven. Deze kan het bevoegd gezag of de initiatiefnemer met ISL3a uitvoeren. Het kan heel goed dat uit een berekening alsnog blijkt dat het project NIBM bijdraagt! Bij het opstellen van de tabel is men uitgegaan van worst-case aannames.
Afstand tot te toetsen plaats | 70 m | 80 m | 90 m | 100 m | 120 m | 140 m | 160 m |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totale emissie in g/jr van uitbreiding/oprichting | 324000 | 387000 | 473000 | 581000 | 817000 | 1075000 | 1376000 |
Bron: ECN. Getallen op basis van berekeningen met Stacks, versie 2008 |
Het is eigenlijk wettelijk verplicht om de luchtkwaliteit te berekenen met een actuele versie van het rekenprogramma. Maar, de waarden in de vuistregels uit tabel 1 kan men altijd veilig gebruiken. Ze zijn zo worst-case gekozen dat ze in de tijd actueel blijven. Een herberekening van de afstand leidt bij een gelijke emissie tot dezelfde of zelfs langere afstanden. Dit is ongeacht de versie van het rekenprogramma.
Rekenvoorbeelden
Voorbeeld 1: uitbreiding in één diercategorie:
Een vleesvarkensbedrijf wil uitbreiden met 1200 vleesvarkens. Op de hele uitbreiding komt een chemische luchtwasser (Rav-code D3.2.14.2). Uit de lijst op rijksoverheid.nl blijkt wat de emissiefactor voor dit stalsysteem is. Deze bedraagt 99 g/dierplaats/jaar.
De uitbreiding geeft dus een toename in fijnstof emissie van:
1200 x 99 = 118.800 g/jr.
Men toetst in dit geval op 75 meter van het emissiepunt. Op 70 meter ligt de NIBM vuistregelgrens op een emissie van 324 duizend gram/jr. De totale toename in emissie is circa 119 duizend gram per jaar. De conclusie is dan dat op 75 meter geen sprake kan zijn van een IBM toename. Het is dus NIBM. Het bevoegd gezag kan voor fijnstof de vergunning verlenen.
Voorbeeld 2: uitbreiding met meerdere stalsystemen/diercategorieën:
Een vergunningplichtige melkrundveehouderij breidt uit met 100 melkkoeien (A1.1) en 70 stuks jongvee. Uit de lijst op rijksoverheid.nl blijkt dat de emissiefactor voor melkkoeien (A1.1) 81 g/dier/jaar is. Voor jongvee (A3) is deze van 38 g/dier/jaar. De uitbreiding geeft dus een toename in fijnstof emissie van:
100 x 81 = 8.100 g/jr plus
70 x 38 = 2.660 g/jr
totaal = 10.760 g/jr
Men toetst op 55 meter van het emissiepunt. Op 70 meter ligt de NIBM vuistregelgrens op een emissie van 324.000 gram/jr. De totale toename is slechts 10.760 gram per jaar. Hier kan bij deze emissie op 55 meter geen sprake zijn van een IBM toename. Het is dus NIBM. Voor fijnstof kan men de vergunning verlenen.
Voorbeeld 3: het inwisselen van dieren
Een veehouder van een gemengd bedrijf doet zijn melkveetak (30 melkkoeien en 18 stuks jongvee) weg. In plaats daarvan gaat hij 800 vleesvarkens extra houden (D3.2.10.1). De emissiefactor voor de varkens is 153 g/dier/jaar.
Er is dus een emissieafname van:
30 x 81 = 2430
18 x 38 = 684
totaal = 3114 gram/jaar
en een toename van:
800 x 153 = 122.400 gram/jaar
Dus een netto toename van 122.400 – 3.114 = 119.286 gram/jaar.
Men toetst op 90 meter van het emissiepunt. Uit de tabel blijkt dat op 90 meter de bijdrage NIBM is bij een emissie van maximaal 473.000 gram/jaar. De netto toename in emissie is 119.286 gram/jaar. Dit ligt ruim onder deze grens. De bijdrage is NIBM. Het bevoegd gezag kan de vergunning verlenen voor wat betreft de luchtkwaliteitseisen.