Toetsing fijnstof

Veehouderijen zijn een belangrijke bron van fijnstof (PM10 ). Dit zijn stofdeeltjes met een diameter kleiner dan 10 µm.

Vergunningplichtige veehouderijen (Type C)

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning milieu moet het bevoegd gezag beoordelen of wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsgrenswaarden voor fijnstof. Dit staat in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Als sprake is van een toename die Niet in betekenende mate (NIBM) is, hoeft niet te worden getoetst aan de normen. Het bevoegd gezag kan hiervoor de Handreiking fijnstof en veehouderij gebruiken.

Veehouderijen die een (dreigende) overschrijding veroorzaken op een gevoelig object, zijn in bijlage I, onderdeel B onder 2 van het Besluit omgevingsrecht aangewezen als vergunningplichtig. Welke veehouderijen dit zijn is te vinden op de lijst vergunningplichtige inrichtingen voor het houden van landbouwhuisdieren. De minister van Infrastructuur en Water stelt deze lijst jaarlijks op. De minister gebruikt daarvoor gegevens uit de jaarlijkse monitoring. Alle veehouderijen op deze lijst moeten over een  omgevingsvergunning milieu beschikken of deze aanvragen.

Niet vergunningplichtige veehouderijen (Type B)

Voor de niet vergunningplichtige veehouderijen vindt de beoordeling of wordt voldaan aan de luchtkwaliteits- grenswaarden plaats met de Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets (OBM) fijnstof. Een OBM fijnstof is alleen maar nodig bij bepaalde dieraantallen. Artikel 2.2 lid 4 Besluit omgevingsrecht (Bor) geeft aan, wanneer een OBM voor fijnstof nodig is.

In de OBM toetst het bevoegd gezag

  • of sprake is van een oprichting of uitbreiding die NIBM is
  • de luchtkwaliteitsgrenswaarden. Als deze grenswaarden worden overschreden, wordt de OBM geweigerd. Het bevoegd gezag kan ook hier de Handreiking fijnstof en veehouderij gebruiken.

Meldingsgegevens

Voor de toetsing aan fijnstof moet de veehouder in de melding extra gegevens aanleveren (art. 1.19 Activiteitenbesluit). Dit geldt alleen voor de veehouderijen die ook een OBM voor fijnstof moeten aanvragen. Die extra gegevens zijn de inputgegevens voor het rekenmodel om de fijnstof belasting te berekenen. De meldingsgegevens zijn de indieningsvereisten voor de OBM. Dit staat in artikel 6.3 van de Regeling omgevingsrecht.

Let op

Als de veehouderij om een andere reden dan het houden van dieren een omgevingsvergunning milieu nodig heeft (een type C-bedrijf), is de OBM fijnstof niet van toepassing. Dit volgt uit de aanhef van artikel 2.2 lid 4 Bor. Hier staat dat het niet gaat om een inrichting zoals bedoeld in de Wabo. Een inrichting zoals bedoeld in de Wabo is een vergunningplichtige inrichting. Voor zulke veehouderijen gaat de toets met de omgevingsvergunning milieu.

Voorschriften in het Activiteitenbesluit

Het Activiteitenbesluit bevat in paragraaf 3.5.8 voorschriften voor luchtwassers en de verplichting om aan de stalbeschrijving (leaflet) te voldoen. Hierbij kan het gaan om technieken die fijnstof reduceren.