Aantal dieren OBM, vergunning, IPPC
Bij bepaalde aantallen landbouwhuisdieren heeft een veehouder een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) voor fijnstof of de m.e.r.-beoordeling nodig. Bij grotere aantallen dieren is een omgevingsvergunning milieu nodig en kan sprake zijn van een IPPC-installatie.
In de tabel vindt u deze drempels dierenaantallen bij elkaar.
Tip:
een makkelijke manier om deze dingen te checken voor een bedrijf: doorloop de checker van de Activiteitenbesluit Internet Module (AIM).
Diercategorieën (uit de Rav) | OBM fijnstof (art. 2.2a lid 4 onder a Bor) | 'm.e.r.-OBM' (art. 2.2a lid 1 onder c-i Bor | Omgevingsvergunning milieu / IPPC-installatie (cat. 8.3 Bor) |
---|---|---|---|
Melkrundvee (A1 en A2) | alléén als er ook dieren van een andere hoofdcategorie worden gehouden én het totaal aantal dieren 500 of meer is, waarbij gespeende biggen en pluimvee niet meetellen | nee |
- meer dan 200 melkrundvee (A1 en A2) of - meer dan 340 melkrundvee en vrouwelijk jongvee in totaal (A1 tot en met A3) |
Vrouwelijk jongvee (A3) | alléén als er ook dieren van een andere hoofdcategorie worden gehouden én het totaal aantal dieren 500 of meer is, waarbij gespeende biggen en pluimvee niet meetellen | nee |
- meer dan 340 vrouwelijk jongvee (A3) of - meer dan 340 melkrundvee en vrouwelijk jongvee in totaal (A1 tot en met A3) |
Vleesrundvee (A4 t/m A7) |
- tussen de 500 en 1.200 stuks vleesrundvee of - bij minder dan 500 stuks vleesrundvee: alléén als er ook dieren van een andere hoofdcategorie worden gehouden én het totaal aantal dieren 500 of meer is, waarbij gespeende biggen en pluimvee niet meetellen |
tussen de 51 en 1.200 |
meer dan 1.200 |
Schapen (B1) | alléén als er ook dieren van een andere hoofdcategorie worden gehouden én het totaal aantal dieren 500 of meer is, waarbij gespeende biggen en pluimvee niet meetellen |
tussen de 51 en 2.000 schapen en geiten samen |
meer dan 2.000 geiten en schapen samen |
Geiten (C1 t/m C3) | alléén als er ook dieren van een andere hoofdcategorie worden gehouden én het totaal aantal dieren 500 of meer is, waarbij gespeende biggen en pluimvee niet meetellen | ||
Biggenopfok (gespeende biggen) (D1.1) |
- 900 varkens of meer (inclusief gespeende biggen en dekberen), tenzij er meer dan 750 zeugen zijn of meer dan 2.000 mestvarkens. Opmerking: De bovengrens van 750/2.000 volgt uit de aanhef van artikel 2.2a Bor: bij type C-inrichtingen is nooit een OBM fijnstof nodig of - 500 gespeende biggen of meer: alléén als er ook dieren van een andere hoofdcategorie worden gehouden, waarbij pluimvee niet meeteelt of - bij minder dan 900 varkens: alléén als er ook dieren van een andere hoofdcategorie worden gehouden, waarbij pluimvee niet meetelt, én het totaal aantal dieren 500 of meer is, waarbij gespeende biggen niet meetellen |
tussen de 500 en 3.750 |
meer dan 3.750 |
Kraamzeugen (incl. biggen tot spenen) (D1.2) |
tussen de 51 en 750 zeugen (dat wil zeggen D 1.2, D 1.3 en D3 waarbij het bij D 3 wel om opfokzeugen moet gaan) |
meer dan 750 (dat wil zeggen D 1.2, D 1.3 en D3 waarbij het bij D3 wel om opfokzeugen moet gaan) Opmerking: Dit is een IPPC-installatie |
|
Guste en dragende zeugen (D1.3) | |||
Dekberen, 7 maanden en ouder (D2) | nee | nee | |
Vleesvarkens, opfokberen van circa 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van circa 25 kg tot eerste dekking (D3) |
tussen de 51 en 2.000 |
meer dan 2.000 Opmerking: Dit is een IPPC-installatie |
|
Kippen, kalkoenen, eenden en parelhoenders (E, F, G en J) (= pluimvee) |
- 3.000 tot 40.000 stuks pluimvee Opmerking:De bovengrens van 40.000 volgt uit de aanhef van artikel 2.2a Bor: bij type C-inrichtingen is nooit een OBM fijnstof nodig of - tussen de 1.500 en 3.000 stuks pluimvee: alléén als er ook dieren van een andere hoofdcategorie worden gehouden, waarbij gespeende biggen niet meetellen |
tussen de 2.500 en 40.000 |
meer dan 40.000 Opmerking: Dit is een IPPC-installatie |
Pelsdieren (H) | alléén als er ook dieren van een andere hoofdcategorie worden gehouden én het totaal aantal dieren 500 of meer is, waarbij gespeende biggen en pluimvee niet meetellen | nee | meer dan 1 (altijd dus) |
Konijnen (I) | alléén als er ook dieren van een andere hoofdcategorie worden gehouden én het totaal aantal dieren 500 of meer is, waarbij gespeende biggen en pluimvee niet meetellen | nee | meer dan 50 |
Paarden en pony's (K) | alléén als er ook dieren van een andere hoofdcategorie worden gehouden én het totaal aantal dieren 500 of meer is, waarbij gespeende biggen en pluimvee niet meetellen |
tussen de 51 en 100, waarbij de bijbehorende dieren in opfok (K2 en K4) niet meetellen |
meer dan 100, waarbij de bijbehorende dieren in opfok (K2 en K4) niet meetellen |
Struisvogels (L) | alléén als er ook dieren van een andere hoofdcategorie worden gehouden én het totaal aantal dieren 500 of meer is, waarbij gespeende biggen en pluimvee niet meetellen | nee | meer dan 50 |
Overige landbouwhuisdieren | nee | nee |
meer dan 50 dieren die op vergelijkbare wijze als landbouwhuisdieren worden gehouden Opmerking: Dit geldt voor niet in de Rav vermeldde dieren, zoals lama's en alpaca's. |