200201115/1 Nunspeet
Onderwerp: Wel of geen bedrijfswoning, categorie-indeling, stankhinder
Inleiding:
De vraag is of bepaalde woningen wel of niet als bedrijfswoningen zijn aan te merken. Appellante vreest namelijk voor stankhinder. Volgens haar kan een aantal woningen niet worden aangemerkt als behorende tot de sfeer van de inrichting.
Afdeling:
De Afdeling overweegt dat deze woningen worden bewoond door de huidige eigenaar (vergunninghouder junior) en de vorige eigenaar (vergunninghouder senior). Beiden werken dagelijks op het onderhavige bedrijf, zodat deze woningen terecht tot de sfeer van de inrichting zijn gerekend. Ook de derde woning, een aanleunwoning waarin eveneens een, mede in de inrichting werkzaam, familielid van vergunninghouder woont, acht de Afdeling zodanig betrokken bij de inrichting dat deze door verweerder terecht bij de beoordeling van de vergunningaanvraag buiten beschouwing is gelaten. Ten aanzien van de vierde woning is de Afdeling, gelet op het feit dat de bewoners van deze woning op indirecte wijze betrokken zijn bij de inrichting door het verrichten van hand- en spandiensten en de aflevering van veevoer, van oordeel dat deze woning ook tot de sfeer van de inrichting gerekend kan worden en niet in de beoordeling van de stankhinder vanwege het onderhavige bedrijf behoefde te worden betrokken.
Onderwerp: Functieverandering - bescherming voormalige agrarische bedrijfswoning t.o.v. stankhinder van omliggende veehouderijen, categorie-indeling, stankhinder
Inleiding:
Daarnaast is aan de orde de vraag welke bescherming een andere, vroeger agrarische bedrijfswoning moet krijgen: categorie IV of III.
Afdeling:
Niet in geschil is dat een naburige voormalige agrarische bedrijfswoning sedert ongeveer achttien jaar een burgerwoning is. Op dit perceel wordt weliswaar een bedrijf geëxploiteerd, doch dit betreft geen agrarisch bedrijf maar een bedrijf dat handelt in massage- en saunabenodigdheden. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat deze burgerwoning geen categorie IV-object is, maar dat deze dient te worden ingedeeld in categorie III van de Brochure 1985.
De afstand tot deze woning is te kort. Het feit dat de huidige bewoners stellen op dit moment geen stankhinder te ondervinden, is in dit kader niet relevant.
Onderwerp: Toekomstige ontwikkeling artikel 8.8 lid 1, onder c Wm, sloop woning
Inleiding:
Aan de orde is de indeling in categorieen van geurgevoelige objecten in het kader van de cumulatie beoordeling.
Met betrekking tot woning A is verweerder van mening dat het hier een voormalige veehouderij betreft die kan worden ingedeeld in categorie IV, zodat deze woning buiten het onderzoeksgebied valt. De woning B is volgens hem in oktober 2001 gesloopt en behoeft daarom niet in de toetsing te worden meegenomen.
Afdeling:
De Afdeling overweegt dat de woning A dient te worden ingedeeld in categorie III van de Brochure 1985, nu dit een burgerwoning betreft waar al zeer lange tijd geen agrarische activiteiten hebben plaatsgevonden. Verweerder heeft deze woning derhalve ten onrechte niet in zijn beoordeling van de cumulatieve stankhinder betrokken.
Met betrekking tot de woning B overweegt de Afdeling dat verweerder ter zitting heeft erkend dat deze woning, weliswaar niet op dezelfde plaats, maar wel op hetzelfde perceel, zal worden herbouwd. Verweerder heeft echter ten onrechte niet onderzocht of hij deze nieuwe woning als redelijkerwijs te verwachten toekomstige ontwikkeling in de zin van artikel 8.8, eerste lid, onder c, van de Wm in zijn beoordeling had moeten betrekken.
Delen
Brochure 1985
Brochure Veehouderij en Hinderwet 1985