Moet ik zeer kwetsbare gebieden van de Wav en geurgevoelige objecten van de Wgv in het buitenland meenemen?
Vraag
In hoeverre tellen geurgevoelige objecten en kwetsbare gebieden in het buitenland mee voor veehouderijen in Nederland?
Antwoord
Deze vraag is in jurisprudentie aan de orde gekomen. Hieronder vindt u een overzicht van uitspraken over:
Ammoniak
De bescherming van gebieden tegen ammoniakuitstoot van veehouderijen is geregeld in de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) en paragraaf 3.5.8 van het Activiteitenbesluit.
ABRvS, E03.95.0002, 15 januari 1996, Groesbeek, KV D-2/2: een bosgebied buiten Nederland was geen verzuring gevoelig gebied in de zin van de destijds geldende Interimwet ammoniak en veehouderij (Iav). (De Iav was de voorganger van de Wav.) De reden was dat bos destijds gedefinieerd werd als houtopstand in de zin van de Boswet waarvoor een herplantplicht bestaat. Voor het bosgebied in Duitsland gold deze herplantplicht niet. Het bosgebied was daarom geen voor verzuring gevoelig natuurgebied in de zin van de Iav en daarom ook geen kwetsbaar gebied.
Het is de vraag of deze uitspraak ook geldt voor andere gevoelige gebieden dan bosgebieden.
Het ligt wel voor de hand dat Europese regelgeving, zoals de RIE-richtlijn en het Besluit MER ertoe leidt dat gebieden in het buitenland wel degelijk meetellen. Jurisprudentie hierover is er nog niet.
Geur
De bescherming van gebieden tegen ammoniakuitstoot van veehouderijen is geregeld in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) en paragraaf 3.5.8 van het Activiteitenbesluit.
ABRvS, E03.98.0403, 14 oktober 1999, Groesbeek, JM 1999-11/161, Nieuwsbrief StAB). Geurgevoelige objecten in Duitsland telden mee voor de beoordeling van geur van een veehouderij. De Afdeling verwees naar de Memorie van Toelichting bij artikel 8.8 Wet milieubeheer (de voorganger van artikel 2.14 Wabo). De beoordeling van een aanvraag om vergunning, beperkt zich niet tot toetsing van de gevolgen voor het milieu ter lande. Overeenkomstig de aanbeveling C(77)28 (Final) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling zal er ook voor moeten worden gezorgd dat elders geen onaanvaardbare gevolgen optreden (Tweede Kamer, 1988-1989, 21 087, nr. 3, p. 71).
IIn ABRvS nr. 200909065/1/M2 van 27 oktober 2010 had de gemeente de geurbelasting op een woning in Duitsland getoetst met de Wgv. "Gelet op het bovenstaande is het college gehouden de geurbelasting te berekenen met het verspreidingsmodel 'V-stacks vergunning', hetgeen het ook heeft gedaan. Uit de met toepassing van dit model verrichte berekeningen blijkt, hetgeen ook niet is bestreden, dat de geurbelasting bij de dichtstbijzijnde woning niet meer bedraagt dan de in artikel 3 van de wet geurhinder en veehouderij opgenomen geurnorm. Verder wordt ook ten aanzien van de in Duitsland gelegen woning aan deze geurnorm voldaan, nu deze op grotere afstand van de inrichting is gelegen dan de dichtstbijgelegen woning. Er bestond voor het college dan ook geen grond de vergunning vanwege stankhinder te weigeren."