200204016/1 Wijdemeren
Onderwerp: Begrip inrichting, kleinschalig of hobbymatig gehouden dieren
Inleiding:
Er verblijven 50 tot 60 schapen in weilanden achter woningen van derden. In de aflamperiode worden deze schapen ondergebracht in een stal waar eveneens 3 stieren en 2 geiten zijn gehuisvest. De vraag is of het houden van de dieren als inrichting kan worden aangemerkt.
Afdeling:
Alhoewel een bedrijfsmatige activiteit niet is gebleken, is de Afdeling gelet op het soort, het aantal en de wijze waarop deze dieren gehuisvest zijn, waardoor een zekere continuïteit bestaat van de verrichte activiteiten, evenwel van oordeel dat sprake is van een bedrijvigheid in een omvang alsof zij bedijfsmatig is. Hierbij is niet van belang of de drijver van de inrchting (verzorger) ook daadwerkelijk eigenaar is van de gehouden dieren, nu in artikel 1.1, eerste lid van de Wm is bepaald dat het gaat om elke door de mens ondernomen bedrijvigheid. Het standpunt van verweerder, dat nu het een zogenoemde collectieve schapenhouderij betreft er geen sprake kan zijn van een inrichting in de zin van de Wm, kan de Afdeling niet volgen, nu alle schapen gedurende een aanmerkelijke periode per jaar tijdens het aflammeren in de stal worden gehouden. Tussen de inrichting en de weilanden gelegen achter de woningen bestaan niet zodanige bindingen die de conclusie rechtvaardigen dat de gemeenschappelijke weide deel uitmaakt van de inrichting.