Let op: Deze website wordt niet meer geactualiseerd en stopt vanaf woensdag 11 december 2024. De informatie over regelgeving geldt niet meer door de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024.
Delen van deze website zijn onderdeel geworden van de website van het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO). Lees op de website van het IPLO hoe het werkt onder de Omgevingswet.
Stank is een als hinderlijk ervaren geur. In Nederland wordt meer dan 20% van de bevolking gehinderd door stank. In het Nationaal Milieubeleidsplan uit 1989 (NMP) is als doelstelling voor stank voor het jaar 2000 opgenomen maximaal 750.000 stankbelaste woningen, hetgeen overeenkomt met 12% gehinderden; voor het jaar 2010 geldt als doelstelling geen ernstige hinder.
Om de doelstellingen te kunnen bereiken, worden op basis van het geformuleerde beleid bij de veroorzakers van stank maatregelen getroffen om de emissies te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken. Hoewel het treffen van bronmaatregelen voorop staat kan stankhinder ook worden verminderd of voorkomen door het ruimtelijk scheiden van (potentiële) bronnen van stank en (potentieel) gehinderden.
Onderscheid hinder - ernstige hinder
Op nationaal niveau wordt een onderscheid gemaakt tussen hinder en ernstige hinder; zo is dit ook verwoord in de NMP-doelstellingen voor het thema verstoring. In de uitvoeringspraktijk van individuele situaties blijkt dit onderscheid lastig te hanteren en moeilijk uit te leggen. Om deze reden wordt bij de uitvoering van het stankbeleid het onderscheid hinder - ernstige hinder niet meer gehanteerd.
Er is bij het opstellen van de Herziene Nota Stankbeleid al een inventarisatie gemaakt van bepaalde bedrijfseffecten, waaronder de investeringskosten. Het stankbeleid is op de hierboven genoemde onderdelen veranderd ten opzichte van de Herziene Nota. Dit heeft ook consequenties voor de bedrijfseffecten.