Inleiding
Emissies van zeer zorgwekkende stoffen door bedrijfsmatige activiteiten moeten zo veel mogelijk voorkomen of beperkt worden. De handleiding geeft informatie hoe het bevoegd gezag en bedrijven hier invulling aan kan geven.
Doel
De handleiding zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) is toelichtend. Het doel is uitleg te geven over hoe het bevoegd gezag invulling kan geven aan de wet- en regelgeving en daarmee het handhaven van de (lokale) milieukwaliteit. Het gaat hierom afdeling 2.3 van het Activiteitenbesluit en afdeling 2.6 van de Activiteitenregeling. Deze regelgeving richt zich vooral op de zogenaamde type C-inrichtingen (Activiteitenbesluit art. 2.4 lid 1), Zie ook de informatie over type C-inrichtingen in de handleiding ZZS.
De handleiding heeft als doel:
- Uitleg van de toepassing van de voorschriften voor emissies van zeer zorgwekkende stoffen naar de lucht.
- Eenduidig benoemen van definities en harmoniseren van het beleid voor ZZS in Nederland daar waar het betrekking heeft op vergunningverlening en handhaving.
- Bieden van handvatten aan het bevoegd gezag en bedrijfsleven bij het in lijn brengen van emissiebeperkingen en voorschriften met het beleid voor ZZS in Nederland. De handleiding wil zorgen voor een zoveel mogelijk eenduidige aanpak in heel Nederland met ruimte voor lokale afwegingen.
Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) zijn stoffen die gevaarlijk zijn voor mens en milieu. Dit kan zijn omdat ze bijvoorbeeld kankerverwekkend zijn, de voortplanting belemmeren en/of zich in de voedselketen ophopen.
Het doel van het beleid is om deze gevaarlijke stoffen uit de leefomgeving te weren of op een zo laag mogelijk niveau te brengen. Hiervoor worden een aantal instrumenten ingezet. Eén daarvan is emissie- en immissiebeperking via vergunningverlening en algemene regels. Deze handleiding gaat over dit instrument. De kern van de aanpak vormt de minimalisatieverplichting en aanvullende emissiebeperking met maximale emissieniveaus waarin 2 sporen worden gevolgd.
Emissiebeperking
Het streven van de emissiebeperking is uit te komen op een nul emissie, de zogenaamde minimalisatieverplichting. De minimalisatieverplichting geldt voor alle stoffen die kunnen vrijkomen naar de lucht en die behoren tot de categorie 'Zeer Zorgwekkende Stoffen'.
Bij bedrijfsactiviteiten zal het niet altijd technisch of economisch haalbaar zijn om een nulemissie te bereiken. Mens en milieu worden blootgesteld aan verschillende ZZS. De combinatie van stoffen zou schade kunnen geven, zelfs wanneer de concentraties van de afzonderlijke stoffen beneden het Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (MTR) liggen. De minimalisatieplicht is een instrument om actief te streven naar het vermijden en/of minimaliseren van emissies van ZZS.
Technisch spoor en milieurisico spoor
De emissiebeperking volgt 2 sporen, namelijk het technisch spoor en het milieurisico spoor.
Het technische spoor concentreert zich op wat haalbaar is bij de bron, dus de aanpak van de emissie. Welke emissiereductie is technisch en economische haalbaar? Het technische spoor leidt tot het vaststellen van emissie- niveaus voor stofklassen. Over het algemeen komen deze niveaus overeen met de emissie-eisen voor de verschillende stofklassen van ZZS.
Het milieurisico spoor concentreert zich op de benodigde kwaliteit van de leefomgeving, dus de aanpak van de immissie. Het draait er om dat een emissie niet leidt tot ongewenste milieu- en gezondheidsrisico’s.
Het milieurisico spoor bevat een kwalitatieve toetsing van de gevolgen van de emissie voor de milieukwaliteit. De emissie van een ZZS leidt tot een bepaalde immissie. Deze immissie wordt getoetst aan de in de regeling vastgelegde milieukwaliteitsnorm. Deze kwaliteitsnorm is het maximaal toelaatbaar risiconiveau (MTR). Dit spoor kan leiden tot het vaststellen van emissiegrenswaarden van individuele stoffen om aan de MTR te kunnen voldoen.
Beide benaderingen zijn nodig om de problematiek volledig af te dekken. Een duidelijke afstemming tussen de milieukwaliteit (immissie) en de emissiebronnen is nodig om de milieukwaliteit te behouden of juist te verbeteren.
Achtergrond ZZS Beleid
Het streven van het beleid rond ZZS is om deze stoffen uit de leefomgeving te weren of op een zo laag mogelijk niveau te brengen: minimalisatie. Op internationaal niveau zijn er verschillende verdragen en wettelijke kaders met een soortgelijk doel. REACH, het OSPAR verdrag, de Kaderrichtlijn Water en het Verdrag van Stockholm hebben lijsten van stoffen waarvan het gebruik en/of de uitstoot moet worden verminderd. Deze kaders richten zich elk op een bepaald deel van het milieu en gaan over een beperkte hoeveelheid van stoffen. Het ZZS beleid combineert de zorgstoffen uit deze kaders.
Voor het minimaliseren van ZZS in de leefomgeving kunnen verschillende instrumenten worden gebruikt:
- Het uitfaseren van stoffen mondiaal of Europees: vervanging van risicovolle stoffen door minder gevaarlijke stoffen of technieken. Dit vindt plaats met REACH en in mondiale verdragen zoals het Verdrag van Stockholm.
- Restricties aan gebruik
- Het stimuleren van innovatie waardoor minder ZZS worden gebruikt of uitgestoten.
- Restricties aan toelating: een deel van de ZZS criteria is op Europees niveau reden voor niet-toelaten van gewasbeschermingsmiddelen en biociden; dit geldt ook voor (dier)geneesmiddelen.
- Emissie- en immissiebeperking: dit loopt via vergunningverlening of algemene regels.
Deze handleiding geeft een uitwerking voor het instrument emissie- en immissiebeperking van ZZS naar lucht. De kern van de aanpak vormt de minimalisatieverplichting.
Voorheen was de aanpak minimalisatieverplichting onderdeel van de Nederlandse emisiserichtlijn lucht (NeR). Dezelfde aanpak staat nu (deels) in het Activiteitenbesluit en –regeling. De NeR sprak van de minimalisatie verplichte stoffen. In het Activiteitenbesluit heet deze categorie 'zeer zorgwekkende stoffen' (ZZS). Deze stofcategorie bestaat uit de bekende stofklassen ERS, MVP1 en MVP2.
De identificatie van ZZS volgt uit selectiecriteria die zijn vastgelegd in artikel 57 van de Europese REACH Verordening 1907/2006. De handleiding geeft een verdere toelichting op de identificatie van ZZS. Wanneer een stof geïdentificeerd is als ZZS, geldt de minimalisatieverplichting.
De voorgelegde aanpak voor ZZS sluit ook aan bij de uitgangspunten van de Richtlijn industriële emissies (RIE). De RIE richt zich op de door industriële activiteiten veroorzaakte verontreiniging te voorkomen, te verminderen en zo veel mogelijk uit te bannen. Hierbij houdt het bevoegd gezag en de bedrijven rekening met de kosten en baten van de maatregelen. Een bronaanpak heeft de voorkeur.