Vaststellen verplichtingen
Het Activiteitenbesluit is direct geldend. Het bevoegd gezag legt deze verplichtingen niet meer vast in een vergunning. Voor maatwerk, waar dit toegestaan is, moet het bevoegd gezag een maatwerkbesluit opstellen.
Minimalisatie en continu verbeteren
Het uitgangspunt bij de emissie van een ZZS is in eerste instantie het minimaliseren van de emissie op basis van de minimalisatieverplichting. Het uitgangspunt van de minimalisatie is het bereiken van een nulemissie (Activiteitenbesluit art 2.4 lid 2).
Het bedrijf moet de emissie van ZZS vermijden of anders tot een zo laag mogelijk niveau brengen. Hiervoor kan aanvullende emissiebeperking nodig zijn. Dit gebeurt door een twee sporenaanpak te volgen, een emissie- en een immissieaanpak. Dit leidt tot in aanvullende eisen als de emissie boven de grensmassastroom uitkomt en verdergaande eisen als de immissie-eis wordt overschreden. De minimalisatieverplichting blijft bestaan en moet minimaal 5 jaarlijks worden geëvalueerd (Activiteitenbesluit art 2.4 lid 3).
Het kan dus zijn dat een maatregel in de loop van de tijd wel genomen kan en moet worden. Het doel van de minimalisatieverplichting en de daaraan gerelateerde 5-jaarlijkse onderzoeksplicht is ook om innovatie te bevorderen. Als de emissie verwaarloosbaar is kan het bevoegd gezag de onderzoeksverplichting laten vervallen (Activiteitenbesluit art 2.4 lid 4a). Dit regelt het bevoegd gezag met een maatwerkbesluit.
Verplichtingen rond ZZS
De volgende verplichtingen gelden rond ZZS:
- emitteert het bedrijf een ZZS dan geldt er een minimalisatieverplichting (Activiteitenbesluit artikel 2.4 lid 2). Een belangrijk onderdeel daarvan is de 5 jaarlijkse onderzoeksplicht (Activiteitenbesluit artikel 2.4 lid 3). Hierbij moet het bedrijf een emissievermijdings- en reductieprogramma opstellen. Alleen in grote uitzondering kan het bevoegd gezag de onderzoeksplicht laten vervallen.
- Het bevoegd gezag verplicht het bedrijf aan te tonen dat de grensmassastroom uit tabel 2.5 niet wordt overschreden. Bij veranderingen in de bedrijfsvoering die van invloed zijn op de emissie van de ZZS moet het bedrijf dit opnieuw aantonen. Voor activiteiten die vallen uit hoofdstuk 3, 4 of 5 van het Activiteitenbesluit volgt dit uit art 2.8 lid 1 en lid 2). Een vergunningplichtig bedrijf levert deze informatie aan bij de vergunningaanvraag.
- Bij overschrijding van de grensmassastroom geldt er een emissiegrenswaarde voor de totale emissie van één of meerdere stofklassen per bron (Activiteitenbesluit artikel 2.5). De maatwerkmogelijkheid om af te wijken van de emissiegrenswaarde staat in artikel 2.4 lid 8 van het Activiteitenbesluit.
- Bij overschrijding van het MTR (Activiteitenbesluit artikel 2.4 lid 5) mag het bedrijf de activiteit niet uitvoeren. Het bevoegd gezag kan een uitzondering maken als blijkt dat het bedrijf geen relevante bijdrage levert aan de immissie. Levert het bedrijf wel een relevante bijdrage, dan moet het bedrijf aanvullende maatregelen nemen om de emissie te beperken. Het bevoegd gezag kan met een maatwerkbesluit een emissiegrenswaarde vaststellen waarmee in ieder geval het MTR wordt gehaald (Activiteitenbesluit art 2.4 lid 8a).
- Bij een emissiegrenswaarde gelden ook aansluitende controle- en monitoringsverplichtingen (Activiteitenbesluit art 2.8 lid 3).