ABRvS 201010015/1/A4, 14 maart 2012 (Oprichtingsvergunning, provincie Fryslân)

Essentie: Omdat er sprake is van een ónderschrijding van de luchtkwaliteitsgrenswaarden is het onwaarschijnlijk dat op zee wél overschrijdingen zullen plaatsvinden. De onderschrijding is zo groot dat onzekerheden binnen het gebruikte verspreidingsmodel geen invloed op deze uitkomst zullen hebben. Een beoordeling boven zee, daargelaten de vraag of dit vereist is, heeft in zoverre geen toegevoegde waarde.

Toetsingskader: Wet milieubeheer, Regeling beoordeling luchtkwaliteit

Betreft: Oprichtingsvergunning voor een reststoffen-energiecentrale

Relevante overwegingen:
2.9.2. De verspreidingsberekeningen die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit, zijn uitgevoerd met toepassing van het NNM. In paragraaf 2.1.1 van deel I van de Handreiking Nieuw Nationaal Model (www.infomil.nl) is aangegeven dat de huidige implementaties van het NNM in principe niet geschikt zijn voor het berekenen van verspreiding boven zee, IJsselmeer of Waddenzee. De inrichting is gelegen aan de Waddenzee. Dit betekent dat het NNM in beginsel niet kan worden toegepast voor de berekening van verspreiding van luchtverontreinigende stoffen vanwege de inrichting. Voor een situatie zoals hier aan de orde, is geen rekenmodel beschikbaar dat op grond van artikel 76, eerste lid, van de Regeling is goedgekeurd.

2.9.3. Hoewel uit deel I van de Handreiking Nieuw Nationaal Model volgt dat het NNM in principe niet geschikt is voor de beoordeling van verspreiding boven de Waddenzee, is wegens het ontbreken van een alternatieve rekenmethode in de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende verspreidingsberekening van KEMA toch aansluiting gezocht bij het NNM. Daarbij heeft KEMA een kustlijnfumigatiemodel in het gehanteerde rekenmodel ingebouwd. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 13 januari 2010, zaak nr. 200900542/1/M1 is een aanvullende uitleg op de verspreidingsberekeningen bij het bestreden besluit gevoegd. Naar aanleiding van het deskundigenbericht van 3 mei 2011 zijn door KEMA aanvullende verspreidingsberekeningen uitgevoerd. Deze aanvullende berekeningen zijn neergelegd in rapportages van 7 juni 2011 en 17 juni 2011.

2.9.4. In het deskundigenbericht van 3 mei 2011 wordt geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat de aanwezigheid van de zeedijk invloed heeft op de uitkomst van de verspreidingsberekeningen. Verder wordt geconcludeerd dat voor de meteorologische gegevens conform het NNM de windrichting en -snelheid kwadratisch zijn geïnterpoleerd tussen Schiphol en Eindhoven. In het deskundigenbericht van 2 december 2011 is geconcludeerd dat het gemodelleerde vervangingsgebouw als voldoende representatief voor de beoordeling van de verspreiding van luchtverontreinigende stoffen en geur moet worden aangemerkt. Ten aanzien van het zog-model wordt in laatstgenoemd deskundigenbericht geconcludeerd dat het een goedgekeurd model op grond van de Regeling betreft en dat aan de toepassingsvereisten die aan die goedkeuring zijn verbonden, wordt voldaan. Verder wordt geconcludeerd dat als boven land wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsgrenswaarden uit de Wet milieubeheer, het onwaarschijnlijk is dat een overschrijding op zee zal plaatsvinden. Een beoordeling boven zee, daargelaten de vraag of dit vereist is, heeft in zoverre geen toegevoegde waarde. In het deskundigenbericht van 2 december 2011 wordt tot slot geconcludeerd dat de uitgevoerde verspreidingsberekeningen kunnen worden aangemerkt als worst case berekeningen. De Afdeling ziet geen grond om aan de juistheid van deze conclusies in de deskundigenberichten te twijfelen.

2.9.5. Ten aanzien van de bruikbaarheid van de uitgevoerde verspreidingsberekeningen overweegt de Afdeling dat, wat er ook zij van de toepasbaarheid van het gehanteerde rekenmodel, uit de overgelegde berekeningen blijkt dat kustlijnfumigatie, nog daargelaten de vraag of met dit verschijnsel rekening moet worden gehouden, in dit geval geen significante invloed heeft op de uitkomst van de berekeningen. In het deskundigenbericht van 2 december 2011 wordt geconcludeerd dat de emissies van de inrichting bij de worst case berekeningen zo laag zijn dat de luchtkwaliteitsgrenswaarden uit de Wet milieubeheer ruim worden onderschreden. Dit is door [appellant sub 5], Afvaloven Nee en anderen, Waddenvereniging en [appellant sub 4] en anderen niet bestreden. Hieruit volgt volgens het deskundigenbericht dat eventuele onzekerheden in het gehanteerde verspreidingsmodel, zoals de invloed van kustlijnfumigatie, geen zodanige invloed zullen hebben op deze uitkomst, dat dit tot gevolg heeft dat de normen worden overschreden. De immissies zouden minimaal 14 keer hoger moeten zijn om tot een overschrijding van de luchtkwaliteitsgrenswaarden te komen, hetgeen volgens het deskundigenbericht niet realistisch is. In hetgeen [appellant sub 5], Afvaloven Nee en anderen, Waddenvereniging en [appellant sub 4] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding om aan deze conclusie te twijfelen. Gelet hierop bestaat er geen grond voor het oordeel dat het bij de aanvraag behorende luchtkwaliteitonderzoek niet aan het bestreden besluit ten grondslag kon worden gelegd. De beroepsgrond faalt.

Datum uitspraak:
14 maart 2012
Zaaknummer:
201010015/1/A4
Vindplaats:
www.raadvanstate.nl