Begrip ‘niet in betekenende mate bijdragen’
De definitie van het begrip 'niet in betekenende mate bijdragen' is vastgelegd in artikel 2, eerste lid, van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
Daarbij zijn er rekenregels voor het afronden van het rekenresultaat.
Artikel 2, Besluit NIBM
“1. Met ingang van het tijdstip dat een programma als bedoeld in artikel 5.12, eerste lid, van de wet, voor de eerste maal is vastgesteld, draagt de uitoefening van een of meer bevoegdheden of de toepassing van een of meer wettelijke voorschriften niet in betekenende mate bij als aannemelijk is gemaakt dat, als gevolg van die uitoefening of toepassing, de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide niet de 3% grens overschrijdt.
Bij toepassing van NIBM is artikel 2 van het Besluit NIBM relevant. Dat artikel geeft aan dat aannemelijk gemaakt moet worden, dat de 3% grens niet wordt overschreden. Als aannemelijk is dat de grens niet wordt overschreden, dan is het project al NIBM. Het hoeft dus niet tot in detail te worden aangetoond.
De Regeling NIBM geeft verder nog categorieën van gevallen en getalsmatige grenzen waarbinnen een project altijd NIBM is, ongeacht de bijdrage ervan op de concentraties. Voor dergelijke gevallen mag er zonder meer van worden uitgegaan dat de bijdrage van het project NIBM is.
Als een project boven de getalsmatige grenzen uitkomt is een project in beginsel in betekenende mate (IBM), tenzij alsnog aannemelijk te maken is dat de bron maximaal 3% bijdraagt aan de concentratie. Deze manier van toetsen is in het Besluit NIBM wettelijk vastgelegd. De pagina's Bepaling NIBM via de categorieën van de Regeling NIBM geven een toelichting op deze regeling.
Hoort een project niet tot een in de Regeling NIBM genoemde categorie dan zal steeds aannemelijk gemaakt moeten worden dat het project NIBM is. De pagina Kwantitatieve grenzen: Regeling NIBM (stap 3) gaat in op de verschillende vormen van aannemelijk maken en motiveren die mogelijk zijn.
Afronding bij toetsing aan de NIBM-grens
Een toename van ten hoogste 3% ten opzichte van de jaargemiddelde grenswaarde betekent in de praktijk een toename van ten hoogste 1,2 µg/m3. Voor het bepalen of de effecten van een project deze grenzen niet overschrijden, geeft artikel 68, tweede lid, van de Regeling beoordeling specifieke afrondingsregels*. Daarbij wordt uitgegaan van een op één decimaal afgerond getal. Daaruit volgt:
- toename 1,19 = 1,2 µg/m3 à toename is NIBM
- toename 1,20 = 1,2 µg/m3 à toename is NIBM
- toename 1,24 = 1,2 µg/m3 à toename is NIBM
- toename 1,25 > 1,2 µg/m3 à toename is IBM
* De NIBM-afronding werkt op zich hetzelfde als de afronding bij de toetsing aan grenswaarden. Verschil is dat bij grenswaardetoetsing vanuit één decimaal wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde hele getal. Halve eenheden worden daarbij afgerond naar het dichtstbijzijnde even getal (zie artikel 68, eerste lid, van de Regeling Beoordeling).