Uitgangspunt: autonome ontwikkeling

Uitgangspunt bij de bepaling van de concentratietoename is het jaar na realisatie (tracébesluiten) of het jaar van vaststelling (bestemmingsplannen, zie paragraaf 5.2). De concentraties in het maatgevende jaar van het project worden vergeleken met de luchtkwaliteit in de autonome ontwikkeling uit dat maatgevende jaar (zie Uitgangspunt: zichtjaren). Dit geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen, maar ook voor oprichtingsvergunningen (Wabo). Het concentratieverschil bepaalt of het project IBM is. Bij de NIBM toets is dus alleen de toename van de luchtverontreiniging als gevolg van het project, ten opzichte van de autonome ontwikkeling, relevant.

Bij een veranderings-, of revisievergunning wordt de (nieuwe) aangevraagde situatie vergeleken met de geldende vergunning. Het concentratieverschil tussen de aangevraagde situatie en de nu vergunde situatie (de netto toename) bepaalt of het effect van de wijziging, uitbreiding of revisie NIBM is. De Raad van State gebruikt dit uitgangspunt bijvoorbeeld in haar uitspraak 201011495/1/M2 (14 september 2011).

Het bevoegd gezag gaat bij de bepaling van de effecten van het woningbouwproject uit van het maximale aantal, dat in het plan mogelijk is. Voor andere situaties (bedrijfsterreinen) wordt een realistische inschatting gemaakt.

Voorbeeld
Een industrieterrein wordt gesaneerd om ruimte te maken voor 1.600 nieuwe woningen. Dat aantal ligt boven de getalsmatige grens uit de Regeling NIBM.
Het gaat in deze situatie om de netto verandering. Op dit moment zijn er emissies van luchtverontreinigende stoffen door (vracht)verkeer en bedrijven. In de toekomstige situatie zijn er emissies van verkeer van en naar de 1.600 woningen. De bijdrage van de huishoudens zelf is verwaarloosbaar klein.
In het maatgevende jaar (zie paragraaf 5.2) wordt de situatie met de 1.600 woningen vergeleken met de autonome situatie. Dit is de omstandigheid dat het industrieterrein nog in bedrijf is. Uit een vergelijk tussen de berekende bijdragen blijkt of de netto toename kleiner of gelijk is aan de 3% grens. De netto toename wordt per stof afzonderlijk bekeken. Beiden (fijnstof en NO2) moeten aan de NIBM grens voldoen.