Bestemmingen die gevoelig zijn voor luchtverontreiniging
Hierbij gaat het erom dat rekening wordt gehouden met bestemmingen die gevoelig zijn voor een verminderde luchtkwaliteit. Voor scholen, kinderopvang en bejaardenhuizen is er een wettelijke bescherming. Deze is geregeld is in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). In het kader van een een goede ruimtelijke ordening wordt ook voor wonen en andere functies in beeld gebracht of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Besluit gevoelige bestemmingen
Voor scholen, kinderopvang en bejaarden-, verpleeg- of verzorgingstehuizen geldt het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen. Dit besluit geeft beperkingen voor het bestemmen van de genoemde functies in de nabijheid van provinciale en rijkswegen. In het besluit staan zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek dan altijd nodig is:
- 300 meter vanaf de rand van rijkswegen
- 50 meter vanaf de rand van provinciale wegen
Als in een onderzoekszone langs een provinciale of rijksweg sprake is van een overschrijding van, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo'n plek de vestiging van bijvoorbeeld een school in het bestemmingsplan niet toe te staan.
Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan. Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan zijn gevoelige bestemmingen wel mogelijk binnen de onderzoekszone.
Overigens kan het zijn dat een bestemmingsplan een globale functie bevat die de bouw van een gevoelige functie mogelijk maakt. In dat geval is het belangrijk met bestemmingsplanregels te voorkómen dat in een latere fase problemen ontstaan. Zodat later geen gevoelige bestemmingen mogelijk zijn op een plek waar het Besluit gevoelige bestemmingen dat niet toestaat.
Een goede ruimtelijke ordening
Bij het bestemmen van andere luchtkwaliteitsgevoelige bestemmingen in gebieden met een overschrijding van de luchtkwaliteitseisen, is hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer niet van toepassing. De bestemming wonen in een dergelijk gebied kan wel op gespannen voet staan met het begrip een goede ruimtelijke ordening. Hierbij is een goede motivering van belang.
Voorkómen van blootstelling
Bij het mogelijk maken van bestemmingen die gevoelig zijn voor luchtkwaliteit is de regelgeving niet zo dwingend als bij het bestemmen van bronnen. Behalve uiteraard het Besluit gevoelige bestemmingen.
Het bestemmingsplan biedt wel mogelijkheden om de bevolking zo min mogelijk bloot te stellen aan een verminderde luchtkwaliteit. Zo kan het bestemmingsplan regelen dat woningen niet direct langs een snelweg zijn toegestaan.
Bijvoorbeeld door het bestemmen van een bufferzone met bijvoorbeeld: bedrijfsterreinen, parkeerterreinen, ov-voorzieningen of recreatie. Te denken valt aan:
- bestemmingen waar mensen kort verblijven
- bestemmingen waar weinig mensen verblijven
- bestemmingen die een eigen luchtcirculatiesysteem hebben (bv gevangenissen met een luchtbehandelingssysteem)
Weeg af hoeveel mensen voor een bepaalde duur worden blootgesteld en welke bestemming de voorkeur heeft op het gebied van luchtkwaliteit. De meest gevoelige functie op de minst vervuilde plek.
Afweging en motivering
Toch is niet altijd te voorkomen dat bepaalde plekken een bestemming krijgen waar groepen mensen worden blootgesteld aan een overschrijding van de grenswaarden. Zoals bij:
- de bouw van een NIBM hoeveelheid woningen langs een snelweg,
- de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg of
- de realisatie van een nieuwe rondweg waardoor per saldo de luchtkwaliteit beter wordt.
Het kan bijvoorbeeld vanuit ruimtelijk, financieel of maatschappelijk oogpunt toch de beste locatie zijn.
In die situaties moet de locatiekeuze goed gemotiveerd worden of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In de motivering moet aan de orde komen waarom er wordt gekozen voor die locatie en waarom dat in dat geval aanvaardbaar is. Ondanks die slechtere luchtkwaliteit.
De motivering kan bijvoorbeeld bevatten:
- dat uit locatieonderzoek binnen de gemeente blijkt dat er geen andere locaties beschikbaar zijn;
- waarom de locatie planologisch gezien de voorkeur heeft;
- dat geplande maatregelen de achtergrondconcentratie op die locatie flink zal verbeteren en
- dat er financiële redenen zijn om voor deze locatie te kiezen.
In de motivatie kan daarbij rekening gehouden worden met de autonome ontwikkeling, maatregelen in het kader van het NSL en de huidige en toekomstige achtergrondconcentratie. Een inventariserend of in sommige gevallen een uitgebreid onderzoek zal hierbij vaak van pas komen. In april 2012 is een motie in de Tweede Kamer aangenomen (Jansen/Van Gent). Volgens deze motie is het wenselijk dat gemeenten de GGD om advies vragen als zij gevoelige bestemmingen mogelijk willen maken nabij drukke wegen. De gemeente Amsterdam heeft het inwinnen van GGD-advies bijvoorbeeld verankerd in een lokale richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit.
De Raad van State heeft diverse uitspraken gedaan over luchtkwaliteit in relatie tot belangenafweging/een goede ruimtelijke ordening.
Flexibiliteit in tijd
Het bestemmingplan kan een uitwerkingsplicht of wijzigingsbevoegdheid bevatten. Uit jurisprudentie blijkt, dat bij het uitwerkingsplan of wijzigingsplan geen nieuwe toetsing aan de luchtkwaliteit nodig is. Dit moet bij het bestemmingsplan zelf (moederplan) plaatsvinden. Dan moet dus aannemelijk zijn, dat ook bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht aan de normen voldaan kan worden.
In het bestemmingsplan kan ook een voorwaardelijke verplichting opgenomen worden. Hierin kan bijvoorbeeld staan dat een school pas is toegestaan als aan de luchtkwaliteitsnormen kan worden voldaan.