Bestaande vergunningen
Het is de bevoegdheid van de vergunningverlener om te beoordelen of voorschriften in bestaande vergunningen vanwege nieuwe inzichten, feiten of omstandigheden aan herziening toe zijn. Wanneer deze situatie zich voordoet kan de vergunningverlener besluiten te zijnertijd de vergunning te wijzigen en - onder voorwaarden - af te zien van handhavingsacties gericht op naleving van de huidige vergunningvoorschriften. Afschrift van dat besluit wordt gezonden aan de Inspecteur Milieuhygiëne. Er hebben mij vragen bereikt over bestaande vergunningen waarin de waarde van 1 ge/m3 als 98-percentiel (of als 99,5 percentiel) als doelvoorschrift is opgenomen. Wanneer aan een doelvoorschrift (van 1 ge/m3 als 98 percentiel of als 99,5 percentiel) reeds wordt voldaan of bij toepassing van ALARA daar in de toekomst aan kan worden voldaan, is er geen reden de vergunning aan te passen, ook niet aan een in de branchestudie bepaald hinderniveau dat hoger ligt dan 1 ge/m3.
Er doen zich echter situaties voor waarin na toepassing van ALARA niet wordt voldaan aan de in een vergunning vastgelegde 1 ge/m3 als 98-percentiel respectievelijk 99,5-percentiel en het acceptabel hinderniveau ligt hoger dan 1 ge/m3. In deze situaties kan het bedrijf om wijziging van de vergunning vragen. Voor bedrijven uit categorie 1 wordt uitgegaan van, indien aanwezig, de geurconcentratienorm die het uitgangspunt vormt voor de, op basis van de bedrijfstakstudie, in een bijzondere regeling van de NeR vastgelegde maatregelenpakketten.
Ik wil benadrukken dat het hierboven geschetste beeld uitzonderingssituaties betreft. In het algemeen hebben de vergunningen in Nederland sinds de in werkingtreding van de Bijdrageregeling Uitvoering Gemeentelijk Milieubeleid (BUGM) een zodanig niveau bereikt dat het aantal vergunningen waarbij een opgenomen doelvoorschrift onhaalbaar of onnodig blijkt te zijn naar mijn inschatting gering is.
In de praktijk kunnen zich grosso modo twee situaties voordoen die tot aanpassing van de vergunning zouden kunnen leiden:
Situatie a:
Door het bevoegd bestuursorgaan wordt bepaald dat bij een hogere geurconcentratiewaarde dan waar het vergunningvoorschrift van uitgaat geen sprake is van hinder. De vergunninghouder behoeft dan geen verdergaande maatregelen te treffen om aan het desbetreffende voorschrift te voldoen; de vergunning wordt bij verzoek om wijziging of bij revisie bijgesteld. In de tussenliggende tijd kan wat betreft acties ter naleving van de vergunning terughoudendheid worden betracht. Het bevoegd bestuursorgaan informeert de Regionaal Inspecteur voor de Milieuhygiëne waarom achterwege laten van de handhaving van de in de vergunning gestelde norm gerechtvaardigd is.
Situatie b:
Door het bevoegd bestuursorgaan wordt vastgesteld dat er sprake is van hinder maar dat toepassing van alara niet zal leiden tot het bereiken van de in de vergunning opgenomen geurconcentratiewaarde. Door het bevoegd bestuursorgaan wordt in overleg met betrokkenen vastgesteld welke maatregelen nog wel genomen dienen te worden alsmede omtrent termijnen waarop die maatregelen moeten zijn gerealiseerd. Bij een wijzigingsverzoek of revisie kan de vergunning worden aangepast. In de tussenliggende tijd kan wat betreft acties ter naleving van de vergunning terughoudendheid worden betracht. Het bevoegd bestuursorgaan informeert de Regionaal Inspecteur voor de Milieuhygiëne waarom achterwege laten van de handhaving van de in de vergunning gestelde norm gerechtvaardigd is en over de gemaakte afspraken.