Geurgevoelig object
Wat precies het te beschermen object is, hangt af van welke definitie van toepassing is. Het Activiteitenbesluit kent twee verschillende definities: geurgevoelig object en gevoelige gebouwen.
Twee definities in het Activiteitenbesluit
Het Activiteitenbesluit kent twee definities om te bepalen wat het te beschermen object is bij geurvoorschriften, namelijk:
- geurgevoelig object (Activiteitenbesluit verwijst naar de Wet geurhinder en veehouderijen)
- gevoelige gebouwen (Activiteitenbesluit verwijst naar de Wet Geluidhinder)
De definitie geurgevoelig object staat in de geurvoorschriften bij activiteiten die sinds 2011 onder het activiteitenbesluit vallen.
De definitie gevoelige gebouwen staat alleen bij één type geurvoorschrift. Dit is het geurvoorschrift over 'een gezoneerd industrieterrein of een bedrijventerrein met minder dan één gevoelig gebouw per hectare'.
Bij een voorschrift voor het stellen van maatwerk moet het bevoegd gezag een beoordeling maken van het aanvaardbaar hinderniveau. Een dergelijk voorschrift verwijst naar artikel 2.7a lid 3 van het Activiteitenbesluit. Gebruik in dat geval de definitie van geurgevoelig object.
Mate van bescherming ter plaatse van het geurgevoelig object
Alleen bij de activiteit 'stedelijke behandeling van afvalwater' geeft het Activiteitenbesluit aan wat het aanvaardbaar hinderniveau is voor geur. In andere gevallen beoordeelt het bevoegd gezag de mate van geurhinder die aanvaardbaar is.
Het bevoegd gezag bepaalt het aanvaardbaar hinderniveau in de volgende gevallen:
- Als artikel 2.7a van toepassing is. Artikel 2.7a werkt als vangnet. De voorschriften gelden als er geen BBT-conclusies zijn en als geur niet of niet uitputtend geregeld is in hoofdstuk 3, 4 of 5 van het Activiteitenbesluit.
- Bij maatwerk vanuit activiteiten in hoofdstuk 3, 4 of 5. De activiteit verwijst dan voor het bepalen van het aanvaardbaar hinderniveau naar artikel 2.7a lid 3.
- Wanneer het bedrijf een gelijkwaardige maatregel toepast. Het bevoegd gezag moet de gelijkwaardigheid van de maatregel toetsen.
Voor een bedrijfswoning kan het bevoegd gezag bijvoorbeeld een hogere geurbelasting hanteren dan voor aaneengesloten woonbebouwing. In dergelijke situaties is de afweging tussen de verwachte vermindering van de hinder en de redelijkheid van het uitvoeren van maatregelen belangrijk.
Voor het vaststellen van het benodigde beschermingsniveau is het volgende van belang:
- verblijfsduur
- omvang van de groep
- functie van de omgeving
- aanwezigheid van gevoelige groepen
- bijzondere bestemmingen
Een aantal voorbeelden van te beschermen objecten staan hieronder. Het bevoegd gezag hanteert voor de objecten in de eerste kolom meestal een hoger beschermingsniveau dan voor de objecten in de tweede kolom. Dit zijn voorbeelden; bij het vaststellen van de mate van bescherming zijn vooral de hierboven genoemde punten van belang.
In sommige gevallen is het wenselijk om bedrijven ten opzichte van elkaar te beschermen. Welke mate van bescherming het bevoegd gezag aan het geurgevoelig object toekent blijft een afweging van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag onderbouwt deze afweging op basis van de hierboven genoemde punten.
Meestal hoger beschermingsniveau | Meestal lager beschermingsniveau |
---|---|
|
|
De raad van state en rechtbanken hebben diverse uitspraken gedaan over de definitie geurgevoelig object van de Wet geurhinder en veehouderijen.
Het te beschermen object niet altijd van belang
In veel geurvoorschriften is het te beschermen object niet van belang. De geurvoorschriften zijn van toepassing ongeacht of een te beschermen object zich nabij de activiteit bevindt.
Het te beschermen object is wel van belang als het uitdrukkelijk in de voorschriften staat. Daarnaast is het te beschermen object van belang als het bevoegd gezag een beoordeling maakt van het aanvaardbaar hinderniveau. Dit komt voor bij:
- Beoordeling van gelijkwaardigheid van een alternatieve maatregel op basis van art 1.8 van het Activiteitenbesluit.
- Opstellen van maatwerkvoorschriften.