Vergunningaanvraag
Wanneer is een vergunningaanvraag nodig?
Vergunningplichtige bedrijven moeten een vergunningaanvraag indienen bij het bevoegd gezag. Dit geldt niet als het vergunningplichtige bedrijf een activiteit uitvoert die:
- valt onder hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit, en
- geen onderdeel is van een IPPC-installatie
Vergunningaanvraag volledig?
Het bevoegd gezag wil duidelijk krijgen of geuroverlast te verwachten is en welke maatregelen het bedrijf toepast.
In de vergunningaanvraag geeft het bedrijf informatie over de activiteit. Het bevoegd gezag onderzoekt bij de aanvraag of het gaat om een geurrelevante activiteit. Is geur niet relevant, dan is toetsing aan het aanvaardbaar hinderniveau niet nodig. Het bevoegd gezag neemt de overwegingen op in de considerans van de vergunning.
Gaat het om een geurrelevante activiteit, dan geeft de aanvraag inzicht in:
- de geursituatie veroorzaakt door de activiteit
- welke emissiebeperkende maatregelen het bedrijf aanvraagt
- het effect van de aangevraagde maatregelen
Het bevoegd gezag beoordeelt of de gegevens compleet zijn. Dit is het geval als het bevoegd gezag een oordeel kan geven over het aanvaardbaar hinderniveau.
De provincie Zuid-Holland geeft in een voorbeeld aan hoe de provincie de vergunningaanvraag beoordeelt op het geuraspect.
Voldoet aan voorschriften?
Het bevoegd gezag gaat na of het bedrijf voldoet aan de voorschriften. Hiervoor gaat het bevoegd gezag na welke voorschriften uit het Activiteitenbesluit gelden. Voor vergunningplichtige bedrijven kunnen voorschriften uit afdeling 2.3 Lucht en geur, hoofdstuk 3 en hoofdstuk 5 van het Activiteitenbesluit gelden. Alleen voorschriften in hoofdstuk 3 bevatten verplichte maatregelen om geur te beperken.
Ga na of maatwerk mogelijk en nodig is voor het behalen van het aanvaardbaar hinderniveau. Voor een goede beoordeling van de situatie, kan een bezoek ter plaatse zinvol zijn.
Geursituatie
Inzicht in de geursituatie is nodig om een beoordeling te kunnen maken of sprake is van een aanvaardbaar hinderniveau. De NTA 9065 Meten en rekenen geur beschrijft de hiervoor geschikte meet- en rekenmethoden.
Het bevoegd gezag vraagt vaak om een geuronderzoek als het om groep 2 bedrijven gaat. Het bedrijf is dan verantwoordelijk voor dit onderzoek. De kosten en resultaten van de onderzoeksinspanning moeten wel in een redelijke verhouding staan tot het probleem en de eventueel te treffen maatregelen. Voor zover nodig kan het bevoegd gezag daarnaast overwegen zelf een onderzoek uit te voeren. Een meetonderzoek is niet altijd nodig; soms volstaat een kwalitatief onderzoek.
IPPC-installaties: lokaal geurbeleid en BBT-conclusies
In de BREF documenten wordt gekeken naar de emissie van de IPPC-installatie. De immissie concentratie is op lokaal niveau van belang. Een BREF document kan hier dus niet op in gaan. De Richtlijn Industriële Emissies (RIE) geeft daarom de mogelijkheid om strengere eisen te stellen dan de BBT-conclusies (artikel 14 lid 4 RIE). Dit is onder andere geïmplementeerd in artikel 2.30 en 2.31 Wabo. Artikel 2.31 lid 1b Wabo geeft de mogelijkheid om strengere eisen te stellen als dit nodig is voor de lokale milieukwaliteit.
Een vergunningverlener kan toetsen aan lokaal geurbeleid om te bepalen of het aanvaardbaar hinderniveau voor geur te hoog is. De vergunningverlener legt vervolgens eisen in de vergunning vast waarmee een aanvaardbaar hinderniveau in de leefomgeving geborgd wordt.