Lokale invulling aanvaardbaar hinderniveau - Brabants geurbeleid
Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant hebben op 1 november 2011 een beleidsregel voor industriële omgevingsvergunningen vastgesteld. Bij Wabo-procedures beoordeelt de provincie Noord-Brabant de door de bedrijven veroorzaakte geurhinder. Dit gebeurt aan de hand van de rekenmethode en het beoordelingskader van deze beleidsregel.
Het beoordelingskader van de provincie Noord-Brabant
Het beoordelingskader van de Brabantse beleidsregel omvat richtwaarden en grenswaarden. Voor zover van toepassing, speelt ook de geurbelasting veroorzaakt door de al vergunde activiteiten een rol. Volgens de Brabantse beleidsregel vindt beoordeling van de geurbelasting plaats aan de hand van 98-percentielen en 99,99-percentielen.
Uitgangspunt is dat een geurbelasting vergunbaar is tot aan:
- de richtwaarde voor nieuwe situaties, of
- tot aan de geurbelasting van de vergunde activiteiten
Mogelijk overschrijdt de geurbelasting de richtwaarde of de geurbelasting veroorzaakt door de al vergunde activiteiten. In dat geval kan de provincie Noord-Brabant alleen op basis van een verdere motivering vergunnen. Het verlenen van een hogere geurbelasting dan de grenswaarde is niet mogelijk.
Als een bedrijf in de vergunde situatie de grenswaarde al overschrijdt, stelt het bedrijf een saneringsplan op. Bij een overschrijding van de richtwaarde legt de provincie Noord-Brabant een voorschrift op met een inspanningsverplichting. Dit voorschrift verplicht het bedrijf zich doorlopend in te spannen om te voldoen aan de richtwaarde.
De Brabantse beleidsregel deelt geurgevoelige objecten onder in omgevingscategorieën 'Wonen', 'Gemengd' en 'Overig'. De categorieën Wonen en Gemengd komen globaal overeen met de bestemmingen genoemd in de webpagina geurgevoelig object. 'Wonen’ omvat objecten met een hoger beschermingsniveau. 'Gemengd' omvat objecten met een minder hoog beschermingsniveau.
De categorie Overig omvat geurgevoelige objecten die de webpagina geurgevoelig object niet noemt. Dit zijn objecten waarvoor op basis van functie en gebruik toch enige mate van bescherming moet gelden. Dit is in lijn met diverse uitspraken van de Raad van State.
De rekenmethode
De Brabantse beleidsregel stelt de aard van de geur centraal. Het is gangbaar de aard van de geur te kwantificeren met de hedonische waarde. De hedonische waarde van -1 (H-1) vormt een belangrijk uitgangspunt in het Noord-Brabants geurbeleid. De hedonische waarde H-1 moet voor iedere geurrelevante bron afzonderlijk bekend te zijn.
Het verspreidingsmodel is onderdeel van de aanvraag van de vergunning. De Brabantse beleidsregel wijkt af van de informatieve bijlage uit de NTA 9065 Meten en Rekenen Geur. In het verspreidingsmodel wordt niet met de emissie van een bron gerekend. In plaats daarvan wordt eerst de bronsterkte gecorrigeerd met de getalsmatig bij die bron behorende hedonische waarde H-1.
Dit betekent dat het verspreidingsmodel niet rekent met 'ouE per tijdseenheid', uitgedrukt in ouE/uur. Het verspreidingsmodel rekent met 'hedonisch gewogen ouE per tijdseenheid', uitgedrukt in ouE (H)/uur. Voor het overige wordt de verspreidingsberekening uitgevoerd als beschreven in de NTA 9065.
De uitkomst van de rekenresultaten is uitgedrukt in de hedonisch gewogen geurbelasting met eenheid ouE (H)/m3. De provincie Noord-Brabant toetst deze hedonisch gewogen geurbelasting aan het in de Brabantse beleidsregel opgenomen toetsingskader.
Voorbeeld
Een bedrijf vraagt een milieuvergunning aan. In de omgeving van het bedrijf staat één woning. Het bedrijf heeft twee geurbronnen die van belang zijn:
- Een 50 meter hoge schoorsteen met een continue emissie 400 MouE/uur
- Een afvalwaterzuiveringsinstallatie met een continue emissie van 100 MouE/uur
Dit voorbeeld bevat een berekening van de geurbelasting van dit bedrijf. Daarnaast bevat dit voorbeeld ook twee berekeningen met de twee bronnen afzonderlijk. Op die manier is het mogelijk een indruk te krijgen van de invloed van beide bronnen op de geurbelasting van het gehele bedrijf.
De tabel hieronder toont de geurbelasting bij de 600 meter verderop gelegen woning. De hedonische waarde van de emissies is hierbij niet betrokken.
Bron |
Geurbelasting P98 |
---|---|
Separate bijdrage schoorsteen |
0,8 ouE/m3 |
Separate bijdrage waterzuivering |
0,6 ouE/m3 |
Gehele bedrijf (schoorsteen en waterzuivering) |
1,2 ouE/m3 |
De schoorsteen heeft een veel hogere emissie dan de waterzuivering. Toch is de bijdrage van beide bronnen aan de geurbelasting ongeveer gelijk. Dit komt doordat de hoge schoorsteen van de waterzuivering zorgt voor een betere verspreiding dan die van de waterzuivering. Voor de hoogte van de waterzuivering is in het rekenmodel een emissiehoogte van 1,5 meter aangehouden.
Uit verder onderzoek blijkt dat de emissie van de waterzuivering relatief onaangenaam is. De emissie van de schoorsteen is relatief minder onaangenaam. De emissie van de schoorsteen heeft een concentratie van 3 ouE/m3 bij een hedonische waarde H-1. De emissie van de waterzuivering heeft een concentratie van 1 ouE/m3 bij een hedonische waarde H-1. Dit blijkt uit de geurmetingen.
Rekening houdend met de Brabantse beleidsregel, dan gelden de volgende uitgangspunten voor het verspreidingsmodel:
- De hedonische waarde H-1 van de emissie uit de schoorsteen bedraagt 3 ouE/m3. De hedonisch gewogen bronsterkte is in dat geval: (400 MouE/uur / 3 ouE/m3 =) 133 MouE (H)/uur.
- De hedonische waarde H-1 van de emissie van de waterzuivering bedraagt 1 ouE/m3. De hedonisch gewogen bronsterkte is in dat geval: (100 MouE/uur / 1 ouE/m3 =) 100 MouE (H)/uur.
De tabel hieronder toont de berekende geurbelasting bij dezelfde woning. De hedonische waarde van de emissies is dit keer wel betrokken in de berekening:
Bron |
Geurbelasting P98 |
---|---|
Separate bijdrage schoorsteen |
0,3 ouE(H)/m3 |
Separate bijdrage waterzuivering |
0,6 ouE(H)/m3 |
Gehele bedrijf (schoorsteen en waterzuivering) |
0,8 ouE(H)/m3 |
Uit deze berekening blijkt dat de waterzuivering de voornaamste bron is van de hedonisch gewogen geurbelasting. De schoorsteen draagt in veel mindere mate bij aan de hedonisch gewogen geurbelasting.
Deze berekening geeft inzicht in de belangrijkste bron van de hedonisch gewogen geurbelasting. De emissie uit de waterzuivering bepaalt voor een groot deel de hedonisch gewogen geurbelasting. De emissie uit de schoorsteen draagt hier in veel mindere mate aan bij. Dit komt door de relatief slechte verspreiding en de relatief ongunstige, hedonische waarde van de emissie van de waterzuivering. Deze effecten doen de lagere emissie teniet ten opzichte van de hogere emissie van de schoorsteen. De emissie is uitgedrukt in ouE/uur.
Mogelijk moet het bedrijf (om welke redenen dan ook) de door haar veroorzaakte geurbelasting reduceren. De prioriteit ligt dan bij de bron met de hoogste bijdrage aan de immissie. In het eerste voorbeeld is dat de schoorsteen, in het tweede voorbeeld de waterzuivering. Het gebruik van de rekenmethodiek volgens de Brabantse beleidsregel vergroot de kans dat het bedrijf reducerende maatregelen treft aan de meest hinderlijke geurbron.