6.3.1 Schoorsteenhoogte
De schoorsteenhoogte wordt altijd ten opzichte van het direct omringende maaiveld bepaald, ook als de schoorsteen op een dak staat. In sommige gevallen kan het zijn dat de gebruiker de schoorsteenhoogte aan moet passen vanwege omgevingsfactoren (terp, dijk of heuveltje).
Aanpassen is niet nodig als:
- de fabriek midden op een grote terp staat, waarbij het windprofiel wordt beïnvloed door de terp (figuur 6.1),
- in het algemeen kan de invloed van een dijk genegeerd worden (figuur 6.2), zie voor een verdere bespreking het hoofdstuk over gebouwinvloed.
Figuur 6.1. Bron op grote terp. Schoorsteenhoogte ten opzichte van omringend maaiveld
Figuur 6.2. Bron naast dijk, waarbij de schoorsteen duidelijk hoger is dan de dijk
Aanpassen is wel nodig als:
- de schoorsteen naast een terp, of dijk staat en de pijpuitstroomopening gelijk is of lager dan de verhoging. In deze gevallen voorziet het NNM niet,
Figuur 6.3. De bron staat dicht bij een dijk, hoger dan de schoorsteen. In dit geval voorziet het NNM niet.
- de schoorsteen op een verhoging zoals een geïsoleerde terp of heuvel staat (dus rondom het fabrieksterrein is de grond overal weer op ‘maaiveldniveau’), dan wordt de schoorsteenhoogte ten opzichte van het omringende maaiveld ingevoerd (figuur 6.4). Hierbij wordt er van uitgegaan dat het profiel van de wind niet wordt beïnvloed door de terp.
Figuur 6.4. Fabriek op geïsoleerde terp. De schoorsteenhoogte dient te worden bepaald inclusief de terp
Voor de situatie dat de pijp op (of naast of achter) een heuvel[1], staat, biedt het NNM geen oplossing meer (figuur 6.5). In dat geval kan men de heuvel negeren en een duidelijke kanttekening opnemen dat de berekende concentraties grote afwijkingen met de realiteit kunnen vertonen.
Figuur 6.5. Fabriek vlakbij grote heuvel. NNM biedt geen oplossing
[1] Dat wil zeggen een aanzienlijk grotere heuvel dan een terp. Voor de invloed van een materiaal opslaghoop (kolen, zand, erts), zie paragraaf 2.8.11