2.1 Samenvatting ruwheidslengte
De aanwezigheid van vegetatie, gebouwen en andere structuren is van grote invloed op de verspreiding van stoffen in de atmosfeer. Als maat voor de hoeveelheid en hoogte van obstakels gebruikt men de ruwheidslengte z0. In Nederland varieert de ruwheidslengte van minder dan een centimeter tot enkele meters. De gebruiker voert bij iedere verspreidingsberekening één ruwheidslengte in. Deze wordt bepaald op basis van de terreinruwheid van het gebied rondom bron en receptor(en). In bijna alle gevallen heeft het gebied waarop de ruwheid is gebaseerd een doorsnee van minimaal 2 km[1]. Het effect van de ruwheid op de uitkomsten is onder meer afhankelijk van het type immissie (jaargemiddelde, lage of hoge percentiel). Ook de emissiehoogte en de afstand tot de bron zijn van belang. Het verschil in berekende immissie tussen twee opeenvolgende ruwheidsklassen (bijvoorbeeld z0 = 0,5 m en z0 = 1,0 m) kan voor 98-percentielen tot circa 35% oplopen. In beginsel bepaalt het NNM de ruwheid automatisch door gebruik van de module PreSRM en de achterliggende ruwheidskaart (in 2016 is dit LGN 5+) van Nederland.
[1] Voor uitzonderingen, zie 2.4