Beleid
Het beleid voor elektromagnetische velden staat in:
- het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4)
- de Toekomstagenda Milieu en
- de beleidsnota Nuchter Omgaan met Risico's, beslissen met gevoel voor onzekerheden (2004)
De nadere uitwerking van het beleid voor bovengrondse hoogspanningslijnen staat in een advies (oktober 2005) van het rijk. Op 4 november 2008 is een brief gestuurd met een toelichting op het beleid en de gebruikte begrippen. Dit advies is gericht aan gemeenten, provincies en beheerders van bovengrondse hoogspanningslijnen.
Advies rijk hoogspanningslijnen
Er is uitgebreid wetenschappelijk onderzoek gedaan naar dit onderwerp (zoals ook door de Gezondheidsraad en de WHO aangegeven). Op basis daarvan zijn internationaal geldende normen vastgesteld voor de sterkte van het magnetisch veld (100 microTesla). Deze normen worden ook in Nederland gehanteerd. Deze waarde wordt in Nederland op maaiveldniveau nergens overschreden.
Uit de huidige wetenschappelijke informatie blijkt dat er een zwakke statistisch significante correlatie is. Maar niet dat er een causaal verband bestaat tussen het wonen in de buurt van hoogspanningslijnen en het optreden van leukemie bij kinderen.
Hoewel niet helemaal zeker, zijn er aanwijzingen dat de verhoging van het risico te maken heeft met het verhoogde magnetische veld in de bij hoogspanningslijnen. De grenswaarde waarboven het risico toeneemt, ligt in de buurt van 0,4 microTesla. Informatie over het mechanisme waardoor het magnetische veld leukemie zou veroorzaken is tot nu toe, ondanks de vele onderzoeken, niet bekend.
Op basis van de informatie en vanuit het voorzorgbeginsel, heeft het rijk (voormalig ministerie van VROM) met een brief van 3 oktober 2005 (pdf, 36 kB) gemeenten, provincies en netbeheerders geadviseerd. Het advies is om nieuwe situaties waarbij kinderen worden blootgesteld aan magneetveld hoger dan 0,4 microTesla (jaargemiddelde) zoveel mogelijk, te vermijden.
Mede gezien de onzekerheid over de gezondheidseffecten en de hoge maatschappelijke kosten beperkt het advies zich tot nieuwe situaties. De staatssecretaris adviseert: Om bij de vaststelling van bestemmingsplannen en van tracés van bovengrondse hoogspanningslijnen zoveel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan, waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is van 0,4 microTesla (de magneetveldzone). In bijlage 1 van de brief is het advies nader uitgewerkt en worden de gehanteerde begrippen verklaard.
Op de website van het RIVM is een overzicht opgenomen met de indicatieve zones van alle bovengrondse hoogspanningslijnen en een Handreiking voor het berekenen van specifieke zones. De breedte van de indicatieve zone is meestal een overschatting, omdat die is berekend op basis van conservatieve aannames. De werkelijke omvang van de zones van 0,4 microTesla is in de meeste situaties kleiner.
Met behulp van de Handreiking kan de zogenaamde specifieke (dus de werkelijke) zone berekend worden. Een en ander moet in overleg met de eigenaar van de hoogspanningslijn worden uitgevoerd in verband met het aanleveren van de relevante gegevens. Gevoelige bestemmingen waar kinderen langdurig verblijven worden expliciet genoemd. Naast woningen zijn aangegeven: scholen, crèches en kinderopvangplaatsen. Locaties waar kinderen kort verblijven zijn bijvoorbeeld sportvelden, speeltuinen, zwembaden. Deze worden niet aangemerkt als gevoelige bestemming.
Het VROM advies is bewust beperkt tot nieuwe situaties rond bovengrondse hoogspanningslijnen. Dit omdat de gezondheidseffecten onzeker zijn en omdat maatregelen in bestaande situaties maatschappelijk vaak grote gevolgen hebben (bijvoorbeeld verplaatsing van woningen).
Over het algemeen geldt dus dat in bestaande situaties de kosten van maatregelen hoog zullen zijn, terwijl de baten onzeker zijn. Daar staat tegenover dat er in nieuwe situaties vaak veel meer keuzemogelijkheden aanwezig zijn. Ook is preventie aanzienlijk goedkoper dan sanering. In het algemeen geldt in dergelijke situaties de referentiewaarde van the Internationaal Commission on Non Ionizing Radiation Protection (ICNIRP) van 100 microTesla. Deze laatste waarde is er op gericht om wetenschappelijk vastgestelde korte termijn effecten (lichtflitsen in het oog en spiercontracties) te vermijden.
Zoals aangegeven in de nota Nuchter Omgaan met Risico's, geldt ook dat lokale bestuurders en netbeheerders bij de invulling van het redelijkerwijs criterium een eigen verantwoordelijkheid hebben.
Dit kan betekenen dat bij de beoordeling van een specifieke lokale situatie zij tot een andere (nuchtere) afweging komen. Bijvoorbeeld omdat in sommige van dergelijke gevallen het blootstellingsniveau voor weinig (maatschappelijke) kosten aanzienlijk kan worden verminderd.
In het najaar van 2007 zijn twee rechterlijke uitspraken (RvS 200606819/1 en een uitspraak van de voorzieningenrechter, Den Haag, 2007) gedaan over hoogspanningslijnen en het beleid zoals verwoord in de brief van 3 november 2005. In reactie op deze uitspraken heeft het rijk een brief van 4 november 2008 (pdf, 1 MB) gestuurd naar gemeenten, provincies en de netbeheerders waarin het beleid en een aantal begrippen verder is toegelicht.
Het beleid is naar aanleiding van de uitspraken niet gewijzigd. Uit twee uitspraken van begin 2009 (RvS 200802705/1) en eind 2011 (RvS 200908100/1/R1) kan worden geconcludeerd:
- Is er het voornemen om een bestemming te realiseren waar zich kinderen kunnen bevinden en is er in de nabijheid een bovengrondse hoogspanningslijn aanwezig? Dan moet de gemeente altijd goed motiveren waarom hier toestemming voor wordt gegeven. Voor specifieke vragen kan men terecht bij het Kennisplatform EMV.
Bij de vorming van lokaal beleid kunnen de GGD's een belangrijke ondersteunende rol spelen. Niet alleen in de beleidsontwikkeling, maar ook bij de communicatie.