Overige aspecten

Bij de realisatie of uitbreiding van een veehouderij kunnen ook andere aspecten van belang zijn, zoals archeologie, water, en bodem.

Bodemkwaliteit

De bodemkwaliteit ter plaatste van een nieuwe ontwikkeling moet voldoende zijn voor de te realiseren functie. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit door aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

Als de geldende bestemming wijzigt of een via een omgevingsvergunning afgeweken wordt van het geldende bestemmingsplan, is bodemonderzoek nodig.

In ieder geval gaat het om verkennend bodemonderzoek. Hierbij worden de beschikbare gegevens beoordeeld. Dit zijn bijvoorbeeld bodemkwaliteitskaarten en al uitgevoerde bodemonderzoeken.

Veldonderzoek is nodig:

  • als er te weinig of alleen oude informatie beschikbaar is of
  • als blijkt dat het om een ‘verdachte’ locatie gaat.

Als er vervuiling aanwezig is, moet dit worden verwijderd (sanering) of worden er eisen gesteld aan het gebruik van de grond. Deze maatregelen moeten worden goedgekeurd door de gemeente.

De maatregelen, zoals sanering, kunnen vrij kostbaar zijn. U moet aantonen dat de eventuele maatregelen (financieel) haalbaar zijn.

Meer informatie over bodemkwaliteit kun u vinden onder:

Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Nieuwbouw kan effect hebben op archeologische waarden.  Vaak heeft de gemeente een archeologische waardenkaart. Hierop is aangegeven of er een hoge, middelhoge of lage verwachting is op het vinden van archeologische resten.

Bij elke verwachtingswaarde is aangegeven wanneer er archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Bijvoorbeeld als een ontwikkeling groter is dan 500m2 en dieper de grond in gaat dan 100 cm. De oppervlakte en diepte is afhankelijk van de verwachtingswaarde (hoog, middelhoog of laag).

De archeologische waardenkaart en de voorwaarden voor onderzoek staan vaak ook in het geldende bestemmingsplan. In de regels kunt u zien wanneer archeologisch onderzoek nodig is op uw locatie.

Cultuurhistorie

Cultuurhistorie is een breed begrip. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om beschermde stads- en dorpsgezichten, monumenten, molens in de omgeving met een molenbiotoop en landschappelijke waarden. Uitgangspunt hierbij is het voorkomen van aantasting van de cultuurhistorische waarden.

Beschermde stads- en dorpsgezichten en molenbiotopen zijn opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Bij monumenten is een onderscheid te maken tussen rijks- en gemeentelijke monumenten. De rijksmonumenten kunt u vinden op: rijksmonumenten.nl

De gemeentelijke monumenten staan in de gemeentelijke monumentenverordening. Landschappelijke waarden staan vaak in de Provinciale verordening en het gemeentelijk beleid.

Water

Bij een toename van de bebouwing / verhard oppervlak of als er gebouwd wordt in een (zone naast een) waterkering, is er een watertoets nodig. In de watertoets wordt beoordeeld of de ontwikkeling effect heeft op de waterhuishouding. Het gaat daarbij zowel om waterkwaliteit als –kwantiteit en om waterveiligheid. Ook vindt overleg plaats met de waterbeheerder.

In het beleid van de waterbeheerder staat of de toename aan verhard oppervlak gecompenseerd moet worden. Hiervoor kan de aanleg van extra wateroppervlak nodig zijn. Dit is wel afhankelijk van de locatie en bodemgesteldheid. Sommige waterbeheerders hanteren ook een ondergrens. Als het gaat om een kleinschalige ontwikkeling is watercompensatie niet altijd nodig.

Meer informatie

Meer informatie over water en het bestemmingsplan vindt u op de pagina Oppervlakte water en ruimtelijke ordening. Deze informatie is ook relevant voor een Omgevingsvergunning afwijken.