Beleid
De belangrijkste algemene beleidsnota voor externe veiligheid is het 'Nationaal Milieubeleidsplan 4' (NMP4, 2001). Concreter beleid staat in verschillende nota’s, zoals 'Omgaan met risico’s' (1989), 'het Kabinetsstandpunt Vuurwerkramp' (2001) en 'Nuchter omgaan met risico’s, beslissen met gevoel voor onzekerheden' (2004).
Op Rijksniveau is al geruime tijd geen apart milieubeleidsplan meer gemaakt. Daarom is in maart 2014 de ‘Aanpak Modernisering Milieubeleid’ uitgebracht, met als een van de centrale doelstellingen een ‘gezonde en veilige leefomgeving’. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) luidt de centrale doelstelling: ‘Nederland concurrerend, leefbaar en veilig.’
Het externe veiligheidsbeleid stelt twee zaken centraal:
- de bescherming van personen bij een risicobron tegen de kans op overlijden door een ongeval met
- gevaarlijke stoffen
- een vliegtuig op of bij een luchthaven of
- een windturbine
- de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een dergelijke ramp met een groot aantal slachtoffers
Uitgangspunt bij het huidige externe veiligheidsbeleid is een risicobenadering op basis van risicoberekeningen, met daarbij een wettelijke norm voor het plaatsgebonden risico (een basisbeschermingsniveau voor elk individu) en een afwegingsruimte voor het bevoegd gezag om te bepalen welke risico’s voor grotere groepen mensen aanvaard worden (de verantwoordingsplicht van het groepsrisico). De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid luidt:
‘Het uitvoeren van een veiligheids- en risicobeleid om mens en milieu te beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte gezondheids- en milieurisico’s. De overheid garandeert een zogenaamd ‘basisbeschermingsniveau’ voor externe veiligheid.’
Ruimtelijke scheiding
De kern van het externe veiligheidsbeleid is ruimtelijke scheiding (zoneren) tussen (geprojecteerde) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en risicobronnen.
De veiligheidsafstanden bij risicobronnen zijn meestal gebaseerd op (berekende) risico's. Soms zijn ze gebaseerd op te verwachten effecten bij een calamiteit. Denk hierbij aan ontplofbare stoffen als vuurwerk en munitie. Er is een onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Inventariseren en saneren
Belangrijk is om te inventariseren of voor bestaande risicobronnen voldoende afstand tot (geprojecteerde) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten wordt aangehouden. Als het nodig is moet het proces in gang worden gezet voor wijziging van de ongewenste situatie. Kijk ook bij Bestemmingsplan en Wet- en regelgeving.
Gevoelige functies
In het beleid voor de externe veiligheid geldt een onderscheid in de mate van bescherming. Kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen, ziekenhuizen, grote winkelcentra en bedrijven) krijgen de hoogste mate van bescherming. Hiervoor geldt een grenswaarde. Een grenswaarde is een afdwingbare norm die moet worden opgevolgd.
Voor beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld een kleine winkel of klein bedrijf) geldt een richtwaarde. Van een richtwaarde mag worden afgeweken, mits goed onderbouwd. Overigens is niet elk object een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object. Een halte van het openbaar vervoer of een fietspad zijn bijvoorbeeld eigenlijk nooit een (beperkt) kwetsbaar objecten. De kans dat daar een dodelijk ongeval plaatsvindt door de opslag van gevaarlijke stoffen, windturbines of een vliegtuig, is verwaarloosbaar klein. Meer informatie vindt u bij Gevoelige functies.
Plaatsgebonden risico
Voor het bereiken van de eerste doelstelling wordt gebruik gemaakt van het begrip plaatsgebonden risico (PR). Het PR geeft de kans per jaar aan dat een persoon op die plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij genoemde risicobronnen.
Het gaat dan om een persoon die:
- permanent en onbeschermd aanwezig is op een bepaalde plaats buiten een bedrijf (inrichting) of
- in de buurt van een vervoersmodaliteit (vervoer via weg, water, spoor, of buisleiding) of
- nabij een windturbine of luchthaven,
Het PR is in feite een contour op een kaart die punten met elkaar verbindt. Dit is vergelijkbaar met bijvoorbeeld geluidscontouren en hoogtelijnen op een topografische kaart. Het PR is daarom geschikt voor het vaststellen van een veiligheidszone tussen een risicovolle activiteit en een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
De norm die voor het PR geldt, is de kans van 1:1.000.000 (10-6). Voor kwetsbare objecten is dit een grenswaarde en moet worden opgevolgd. Voor beperkt kwetsbare objecten is het een richtwaarde.
Groepsrisico
Voor het bereiken van de tweede doelstelling wordt gebruik gemaakt van het groepsrisico (GR). Het GR geeft aan wat de kans is op een ongeval waarbij tien of meer dodelijke slachtoffers vallen in de omgeving van de risicobron. Het aantal personen dat in de omgeving van de risicobron verblijft, bepaalt daardoor de hoogte van het GR. Het GR wordt bijvoorbeeld gebruikt om vast te stellen of de woningdichtheid in een bepaald gebied nog kan worden vergroot. Voor het GR geldt geen norm, maar een oriëntatiewaarde en in bepaalde gevallen een verantwoordingsplicht. Dit betekent dat het bevoegde gezag bij het nemen van een besluit het GR moet verantwoorden.
In de Handreiking naar een veilige bestemming (2007), de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (2007) en het supplement 'Verantwoorden bij een ruimtelijk besluit' (2011) is de verantwoordingsplicht toegelicht. In de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico is beschreven hoe het groepsrisico berekend en gebruikt moet worden bij het nemen van (ruimtelijke) besluiten.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staat beleid over externe veiligheid bij defensieterreinen en munitie-opslag en dergelijke. De regels die samenhangen met deze terreinen zijn opgenomen in het Barro.
Structuurvisie Buisleidingen
De Structuurvisie Buisleidingen beschrijft het beleidskader voor buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. Op de visiekaart is aangegeven waar in Nederland ruimte wordt vrijgehouden voor toekomstige buisleidingen. Ook is de strookbreedte toegelicht en het beheer van leidingstroken. Het beleid uit de Structuurvisie Buisleidingen is vertaald naar het Barro. Deze regels werken rechtstreeks door naar de bestemmingsplannen ter plaatste van buisleidingen of in de directe omgeving daarvan.