Maatregelen
De belangrijkste maatregel bij externe veiligheid is ruimtelijke scheiding tussen de risicobronnen en gevoelige functies (kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten).
Maatregelen in de omgeving
Hoe minder personen rond een risicovolle activiteit aanwezig zijn, hoe beter de veiligheidssituatie. Hier speelt de ruimtelijke ordening een belangrijke rol, namelijk door in bestemmingsplannen adequate zoneringen toe te passen. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige uitbreidingswensen van zowel de (beperkt) kwetsbare objecten als de risicovolle activiteiten.
In de verantwoordingsplicht groepsrisico, die verplicht kan zijn bij ruimtelijke besluiten in de omgeving van Bevi-inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen of buisleidingen, moeten ruimtelijke maatregelen worden afgewogen.
Het kan daarbij gaan om:
- het situeren van kwetsbare objecten op grotere afstand van de risicobron,
- het afwegen van alternatieve ruimtelijke ontwikkelingen met minder grote personendichtheden,
maar ook om
- de oriëntatie van gebouwen,
- de aanleg van voldoende brede vluchtwegen of aanrijdwegen voor de hulpdiensten en
- de situering van de nooduitgang.
Om dit vast te kunnen leggen in een ruimtelijk besluit (bestemmingsplan) moet de maatregel ruimtelijk relevant te zijn. Dit vastleggen is essentieel. Op deze manier kan de uitvoering van de maatregel daadwerkelijk geborgd worden. Alleen zo kan het bevoegd gezag een goed onderbouwd oordeel geven over het accepteren van het restrisico.
Sommige maatregelen zijn niet direct in een ruimtelijk besluit vast te leggen. Zoals het toepassen van explosiebestendig glas op een gevel of het centraal uitschakelbaar maken van de ventilatie in een gebouw. Deze kunnen met een privaatrechtelijke overeenkomst worden geborgd.
Maatregelen aan de bron
Door regels te stellen aan de risicobron, kan het effect op de omgeving worden beperkt. Bijvoorbeeld door een maatbestemming van de risicobron en het zorgvuldig toepassen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit om bijvoorbeeld risicobronnen uit te sluiten of alleen bepaalde risicobronnen toe te staan.
Daarnaast bevat de omgevingsvergunning milieu regels (via de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)). Volgens de Wabo moet altijd de beste beschikbare techniek (BBT) worden voorgeschreven in de omgevingsvergunning voor vergunningplichtige inrichtingen. Voor bedrijfsactiviteiten waarvoor geen BBT-document beschikbaar is, moet het bevoegde gezag zelf beoordelen welke maatregelen nodig zijn. Als blijkt dat de veiligheid onvoldoende gewaarborgd is, wordt een aanvraag om vergunning geweigerd.
Voor het transport van gevaarlijke stoffen kan de gemeente op wegen binnen de gemeentegrenzen routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vaststellen. Dit is geregeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs).
Voor verandering van het gebruik van buisleidingen of nieuwe buisleidingen, moet de gemeente contact leggen met de eigenaar/beheerder. Door in een vroeg stadium mogelijke maatregelen te bespreken kan het risico beperkt worden. De ligging van de buisleiding kan dan afgestemd worden op andere ruimtelijke ontwikkelingen.