Realiseren risicobron
Bij externe veiligheid in het bestemmingsplan gaat het onder andere om de ruimtelijke inpassing van risicobronnen (zoals inrichtingen, vliegvelden, transportroutes gevaarlijke stoffen, windturbines). Bij de beoordeling van een bestemmingsplan en externe veiligheid zijn de volgende vragen relevant:
- Is in de omgeving van de nieuwe risicovolle inrichting sprake van een goed woon- en leefklimaat?
- Is niemand onevenredig in zijn belangen geschaad?
Om ervoor te zorgen dat externe veiligheid juridisch goed geregeld is in het bestemmingsplan zijn 3 stappen van belang:
- Stap 1 : vaststellen afstand
Het bepalen van de minimale afstand tussen de risicovolle inrichting en bestaande (beperkt) kwetsbare objecten. Dit moet zorgen voor een goed woon- en leefklimaat. - Stap 2: juridische regeling bestemmingsplan
Het vastleggen van de afstand in de juridische regeling (verbeelding en regels). - Stap 3: toelichting bestemmingsplan
Een verantwoording van stap 1 en stap 2 in de plantoelichting. Hierbij komen ook het groepsrisico en de verantwoording ervan aan bod (als dit van toepassing is).
Stap 1: vaststellen afstand
VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering'
Bij het mogelijk maken van een nieuw bedrijf kan op basis van de VNG publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering' op hoofdlijnen bepaald worden welke afstand geldt tot gevoelige functies.
Deze VNG-publicatie bevat richtafstanden per bedrijfstype. De richtafstand is een richtlijn. Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken. Als meer specifieke informatie bekend is, bijvoorbeeld op basis van onderzoek, moet dit worden meegenomen in de afweging.
Bij de realisatie van risicovolle inrichtingen zal in bepaalde gevallen informatie uit de kwantitatieve risicoanalyse (QRA) in de afweging moeten worden betrokken. In deze QRA kunnen plaatsgebonden risicocontouren berekend worden (de PR 10-5/jr. en de PR 10-6/jr. zijn van belang). Deze PR-contouren leggen beperkingen op aan waar de risicovolle inrichting zich kan vestigen. Hieronder is per type bedrijf nagegaan welke specifieke informatie van belang kan zijn.
Activiteitenbesluit
Verreweg het grootste deel van de bedrijven (circa 80%) valt onder het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen waar de bedrijven zich aan moeten houden ter bescherming van het milieu. Meer over het Activiteitenbesluit kunt u lezen bij Wet- en regelgeving.
In dit besluit zijn ook veiligheidsafstanden opgenomen die gelden tussen (beperkt) kwetsbare en risicovolle activiteiten. Tussen een woning van een derde en een bedrijf dat meer dan 2.500 kg/ltr gevaarlijke stoffen opslaat geldt bijvoorbeeld een veiligheidsafstand van ten minste 20 meter.
Deze afstanden zijn gegeven en hoeven niet te worden berekend.
Als een bedrijf zich nieuw wil vestigen of een bestaand bedrijf wil uitbreiden en deze onder het Activiteitenbesluit valt, dan moet het bedrijf voldoen aan de eisen van het Activiteitenbesluit.
In sommige gevallen is het mogelijk om met een maatwerkvoorschrift aanvullende eisen te stellen aan een bedrijf. Dit kan nodig zijn om een goed woon- en leefklimaat bij (beperkt) kwetsbare objecten te borgen. Voordat het bestemmingsplan waarin het nieuwe bedrijf (of de uitbreiding daarvan) wordt vastgesteld, moet er voldoende zekerheid zijn dat dit maatwerkvoorschrift opgelegd zal worden.
Bevi
Plaatsgebonden risico
In het Bevi staan de normen voor het plaatsgebonden risico. De plaatsgebonden risicocontouren 10-6/jr (veiligheidsafstanden) moeten worden vastgelegd in het bestemmingsplan. Bij Wet- en regelgeving is het Bevi uitgebreid toegelicht. In het kort mogen binnen de PR 10-6/jr.-contour geen nieuwe kwetsbare objecten komen of bestaande kwetsbare objecten aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare objecten zijn alleen onder zwaarwegende motivatie binnen de contour toegestaan.
In het Bevi staan twee soorten risicobronnen:
- Categoriale bedrijven. Deze hebben voorspelbare risico's en risicocontouren die in het bestemmingsplan moeten worden aangehouden. Deze zijn in tabellen in de Revi vastgelegd. De risicocontouren kunnen op de verbeelding worden weergegeven. De beperkingen staan in de regels van het bestemmingsplan.
- Niet-categoriale bedrijven. Deze hebben minder voorspelbare risico's en risicocontouren die in het bestemmingsplan moeten worden aangehouden. Deze moeten per bedrijf met een QRA worden berekend. Dit gebeurt volgens een voorgeschreven rekenmethodiek.
Groepsrisico
Voor het groepsrisico geeft het Bevi een oriëntatiewaarde en een verantwoordingsplicht. Het groepsrisico wordt berekend binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting met behulp van een QRA.
Als door de nieuwvestiging van een Bevi-inrichting er meer dan 10 personen binnen het invloedsgebied komen, moet het groepsrisico worden berekend. Vervolgens gelden de stappen binnen de verantwoordingsplicht. Deze zijn benoemd in Bevi artikel 13. Onder meer moet worden aangegeven:
- hoe hoog het groepsrisico is ten opzichte van de oriëntatiewaarde
- waarom het groepsrisico van dat besluit acceptabel is en
- wat het advies van de Veiligheidsregio was en hoe dit is meegenomen
De verantwoording van het groepsrisico staat in de toelichting of ruimtelijke onderbouwing. Ook kan deze doorwerken in de regels en verbeelding van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij om ruimtelijk relevante maatregelen. Denk hierbij aan de oriëntatie van een gebouw, breedte en aantal van de vluchtwegen en de aanwezigheid van bluswatervoorzieningen De Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico en de Handreiking naar een veilige bestemming zijn hierbij goede hulpmiddelen.
Vuurwerkbesluit
De opslag en verkoop van vuurwerk is geregeld in het Vuurwerkbesluit. De veiligheidsafstanden uit bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit (artikel 4.2) werken door in het bestemmingsplan.
Het gaat om de afstand tussen een bedrijf waar vuurwerk wordt opgeslagen/verkocht en een (geprojecteerd) kwetsbaar object. Voor de opslag van consumentenvuurwerk tot 10.000 kg geldt een afstand van 8 meter (t.o.v. de deur van de bewaarplaats). Voor de opslag van meer dan 10.000 kilo consumentenvuurwerk zijn afstanden in tabellen vermeld voor de bewaarplaats en de bufferbewaarplaats. Voor de opslag van professioneel vuurwerk gelden afhankelijk van de hoeveelheid netto explosieve massa afstanden van 400 of 800 meter.
Stap 2: juridische regeling bestemmingsplan
Nadat de risicocontouren of veiligheidsafstanden tussen het bedrijf en de (beperkt) kwetsbare objecten zijn bepaald, volgt stap 2. Het vastleggen van deze afstand in het bestemmingsplan.
Het bedrijf zal over het algemeen een bedrijfsbestemming krijgen. In het bestemmingsplan mogen zich geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de risicocontour of veiligheidsafstand van het bedrijf bevinden.
Op de verbeelding kan eventueel deze contour worden opgenomen. In de regels staat dat hierbinnen geen (beperkt) kwetsbare objecten zijn toegestaan. In het SVBP (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) is voor Bevi-inrichtingen de gebiedsaanduiding ‘Veiligheidszone-bevi' opgenomen.
Het is verstandig hierbij ook een wijzigingsbevoegdheid op te nemen. Zo kan de veiligheidszone gewijzigd worden als dit nodig is voor de bedrijfsvoering.
Het SVBP geeft ook gebiedsaanduidingen voor veiligheidszones rond LPG, munitie, vuurwerk, leidingen, vervoer gevaarlijke stoffen en windturbines.
Stap 3: toelichting bestemmingsplan
De toelichting van het bestemmingsplan bevat een paragraaf over externe veiligheid. Hierin staan de twee hierboven genoemde stappen beschreven.
Dit volgt uit artikel 3.1.6 Bro (Besluit ruimtelijke ordening). In dit artikel staat een verwijzing naar artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht. Hierin is geregeld dat het gemeentebestuur bij haar besluitvorming de nodige kennis over de relevante feiten verzamelt en afweegt.
In aanvulling op de hierboven genoemde stappen is soms ook een verantwoording van het groepsrisico nodig. Voor risicovolle inrichtingen geldt dit als ze onder het Bevi vallen. Dit is hierboven toegelicht. Het Activiteitenbesluit en het Vuurwerkbesluit kennen geen groepsrisico.