Afwijken van bestemmingsplan en geluid
Artikel 2.1 lid 1, sub c, Wabo geeft aan dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan, exploitatieplan, beheersverordening, een inpassingsplan of een voorbereidingsbesluit.
Als het bij een aanvraag gaat om een activiteit (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub c), kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend op basis van artikel 2.12 in een aantal gevallen. De belangrijkste, in relatie tot geluid, zijn:
- binnenplans afwijken (artikel 2.12, lid 1 onder a onder 1º);
- afwijken bij AMvB aangewezen gevallen (de oude kruimellijst en tijdelijk afwijken voor een termijn van maximaal 10 jaar, artikel 2.12, lid 1 onder a onder 2º);.
- buitenplans afwijken (het oude projectbesluit, artikel 2.12, lid 1 onder a onder 3º).
Binnenplanse afwijking
Een bestemmingsplan kan de mogelijkheid bevatten om via een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het bestemmingsplan (art. 3.6 lid 1 onder c Wro). Eventuele akoestische gevolgen van de mogelijkheid tot het binnenplans afwijken moeten bij het moederplan worden beschouwd. Een bevoegdheid voor een binnenplanse afwijking kan bijvoorbeeld gericht zijn op het vergroten/aanpassen van het bouwvlak, het vergroten van de bouwhoogte of een toename bebouwingpercentage. Een in het bestemmingsplan plan opgenomen mogelijkheid tot afwijken van de regels kan niet zover gaan dat de bestemming wordt gewijzigd.
Wet geluidhinder / goede ruimtelijke ordening
De Wet geluidhinder is bij artikel 2.12, lid 1 onder a onder 1º (de binnenplanse afwijking) niet van toepassing. Er hoeft dus ook geen hogere waarde vastgesteld te worden.
Zie ook onderstaande tabel:
Koppeling Wgh en de Wabo
Instrument | Industrielawaai | Wegverkeers-lawaai | Spoorweglawaai |
---|---|---|---|
Binnenplanse afwijking (artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 1, Wabo) | Geen toetsing | Geen toetsing | Geen toetsing |
Afwijken bij AMvB aangewezen gevallen (artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 2, Wabo, lid 1 t/m 10 kruimellijst) |
Toetsing aan artikel 48 en 57 Wgh, mits langer dan 10 jaar | Toetsing aan artikel 76a Wgh, mits langer dan 10 jaar | Toetsing aan artikel 4.2 Bgh, mits langer dan 10 jaar |
Tijdelijk afwijken voor een termijn van maximaal 10 jaar (artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 2, Wabo, lid 11 kruimellijst) | Geen toetsing | Geen toetsing | Geen toetsing |
Buitenplans Afwijken (artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3, Wabo) | Toetsing aan artikel 48 en 57 Wgh, mits langer dan 10 jaar | Toetsing aan artikel 76a Wgh, mits langer dan 10 jaar | Toetsing aan artikel 4.2 Bgh, mits langer dan 10 jaar |
Let op: indien de Wet geluidhinder geen toets voorschrijft moet het bevoegd gezag het onderdeel geluid altijd nog toetsen aan de goede ruimtelijke ordening.
Bij toepassing van de afwijkingsmogelijkheid uit het plan (omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, lid 1 onder a onder 1º) zal in elk geval moeten worden voldaan aan de voorwaarden die bij de afwijkingsmogelijkheid zijn gesteld. Daarnaast zal, mede afhankelijk van hoe specifiek of generiek de ontheffing is opgesteld, een akoestische beschouwing plaats moeten vinden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
Voorbeeld: een bestemmingsplan heeft een ontheffingsregel die voor het hele plan voor de bestemming wonen een vergroting van het bouwvlak met 10% mogelijk maakt. Dan ligt het niet voor de hand als bevoegd gezag om mee te werken aan de uitbreiding van de woning als daarbij de meest geluidsbelaste gevel dichter bij de weg komt te liggen én de geluidsbelasting op de huidige gevel al hoger is dan de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder.
De Wgh is weliswaar niet van toepassing maar op basis van dat toetsingkader is wel te onderbouwen dat er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Afwijken bij AMvB aangewezen gevallen
Een omgevingsvergunning voor het beperkt afwijken bij AMvB aangewezen kruimellijst (art. 2.12 lid 1 sub a onder 2° Wabo) kan slechts verleend worden in een beperkt aantal gevallen. In hoofdstuk IV van Bijlage II is aangegeven voor welke gevallen art. 2.12 lid 1 sub a onder 2° Wabo toegepast kan worden. In deze zogenoemde kruimellijst zijn een aantal gevallen opgenomen die mogelijk relevante akoestische consequenties kunnen hebben voor geluidsgevoelige bestemmingen. Het gaat hier dan onder andere over een uitbreiding van een woning en over een uitbreiding van een ander gebouw, bijvoorbeeld een school of een ziekenhuis.
Daarnaast is het op grond van de kruimellijst mogelijk om tijdelijk af te wijken van het bestemmingsplan. Het gaat dan om een periode van maximaal 10 jaar. Deze mogelijkheid vervangt het vroegere artikel 2.12, lid 2, Wabo en is nu opgenomen in Bijlage II, artikel 4, lid 11, van het Bor.
Wet geluidhinder / goede ruimtelijke ordening
Voor toepassing van het beperkt afwijken van het bestemmingsplan (art. 2.12 lid 1 sub a onder 2° Wabo) dient de Wgh in acht te worden genomen en kan eventueel een hogere waarde vastgesteld worden. Dit geldt voor:
- zones langs spoorwegen (in art. 4.2 Besluit geluidhinder wordt art. 2.12 lid 1 sub a onder 2° Wabo genoemd);
- zones rond industrieterreinen (artikel 49 en artikel 58), en;
- binnen zones langs wegen (artikel 76a).
Belangrijke voorwaarde is dat de hierboven genoemde toetsing alleen hoeft plaats te vinden voor situaties waarbij langer dan tien jaar wordt afgeweken van het bestemmingsplan.
Daarnaast dient men rekening te houden met de procedure die geldt. Artikel 110c Wgh bepaalt dat de verplichting tot het volgen van de uitgebreide procedure (afdeling 3.4 Awb) niet geldt bij het nemen van een omgevingsvergunning tot afwijken van het bestemmingsplan op basis van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°. In dat geval dient het besluit tot het vaststellen van de hogere geluidgrenswaarden uiterlijk gelijktijdig met het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning te worden genomen.
Ook in situaties waarbij de Wgh niet van toepassing is (zoals tijdelijk afwijken), zal in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel een (beperkte) akoestische beoordeling dienen plaats te vinden. Dat blijkt ook uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over een dergelijke vrijstellingsbevoegdheid (ABRvS 3 oktober 2007 nr. 200701334/1). Het bevoegd gezag moet voor het garanderen van een aanvaardbaar verblijfsklimaat ook het aspect geluid bij de belangenafweging betrekken.
Bij deze akoestische beschouwing kunnen de volgende aspecten bijvoorbeeld een rol spelen:
- de geluidsnormen van het Bouwbesluit voor niet-permanente bouwwerken
- toetsingskader Wgh
- de duur van de ontheffing.
Buitenplans afwijken
Voor het buitenplans afwijken van het bestemmingsplan kan een omgevingsvergunning worden verleend, mits in een ruimtelijke onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening (oude projectbesluit). Als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening én de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat kan een omgevingsvergunning op basis van art. 2.12 lid 1 sub a onder 3° Wabo (het oude projectbesluit) afgegeven worden.
Wet geluidhinder / goede ruimtelijke ordening
Net als bij de vaststelling van een bestemmingsplan is bij het nemen van een omgevingsvergunning op basis van art. 2.12 lid 1 sub a onder 3° Wabo de Wet geluidhinder van toepassing. De Wgh biedt geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering (zie de webpagina Wet geluidhinder).
N.B. Ook in situaties dat de Wgh niet van toepassing is (bijvoorbeeld bij een projecteren van een woning langs 30 km-weg) zal in het kader van een goede ruimtelijke ordening een akoestische beschouwing gegeven moeten worden.