Realiseren/wijzigen geurbron
In het bestemmingsplan moet de afweging worden gemaakt of het toelaatbaar is om een veehouderij te vestigen of een bestaande veehouderij uit te breiden.
Om te komen tot een goede juridische regeling in het bestemmingsplan worden 3 stappen doorlopen:
Stap 1: vaststellen afstand
Voor de verschillende onderdelen van een veehouderij: de dierenverblijven, de mestopslag, opslag van voer, mestverwerking en voerproductie, gelden verschillende toetsingskaders en afstanden. Deze verschillende toetsingskaders en afstanden zijn te vinden in de paragraaf Wet- en regelgeving.
Oprichten van een nieuwe veehouderij
Bij een nieuw op te richten veehouderij is er nog geen omgevingsvergunning voor een vergunningplichtige inrichting aanwezig. De minimumafstand die de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten moeten aanhouden is geregeld via de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) of in het Activiteitenbesluit. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden van emissiepunt tot geurgevoelige objecten. Voor alle dieren geldt daarnaast een minimumafstand tussen gevel van een dierenverblijf en gevel van het geurgevoelig object. De afstanden en geurnormen kunnen ook volgen uit een gemeentelijke verordening gebaseerd op de Wgv.
Uitbreiding bestaande veehouderij
Bij uitbreiding van een bestaande veehouderij is er al een omgevingsvergunning voor een vergunningplichtige inrichting verleend of het bedrijf valt onder Activiteitenbesluit. Een uitbreiding van een stal moet worden getoetst aan de Wgv of aan de geurvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. Een andere uitbreiding, zoals een mestplaat of mestbassin, moet worden getoetst aan de voorschriften in het Activiteitenbesluit.
Cumulatie
Bij het vestigen of uitbreiden van veehouderijen moet ook worden gekeken naar cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting). Dit is niet (meer) wettelijk verplicht vanuit de milieuwetgeving. In het kader van goede ruimtelijke ordening wordt hier wel van uitgegaan. Dit om vast te stellen of er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is. Voor de gemeentelijke geurverordening is het overigens ook verplicht naar de cumulatie te kijken.
Bepalen geurcontour
Geurcontouren van een veehouderij worden berekend met V-Stacks. Meer informatie vindt u bij bepalen van de geurcontour.
Stap 2: regeling bestemmingsplan
Nadat de minimumafstand tussen de veehouderij en de woningen is vastgesteld, volgt stap 2: het vastleggen van de afstand in het bestemmingsplan. Dat wil zeggen dat voor de geplande vestigingslocatie van de veehouderij de bestemming Agrarisch wordt opgenomen.
Fysieke ruimte bedrijf vastleggen
Het bestemmingsplan kan de fysieke ruimte vastleggen die een veehouderij krijgt. Er zijn grofweg twee manieren waarop de veehouderij kan worden bestemd.
De eerste is het opnemen van een ruime en globale bestemming. De veehouderij krijgt dan een groot en ruim bouwvlak. Hierdoor heeft de veehouderij in de toekomst nog uitbreidingsruimte. Er is overigens nog geen 'milieuruimte' aan het bedrijf toegekend. Dat gaat via de omgevingsvergunning of het Activiteitenbesluit.
De tweede manier van bestemmen is het opnemen van een 'smalle' maatbestemming. Hiermee is de veehouderij ruimtelijk begrensd. Bij uitbreiding buiten het bouwvlak is dan sprake van een nieuwe planologische situatie (afwijken bestemmingsplan). Daarbij hoort een nieuwe beoordeling van het geuraspect.
Geurcontour
In het bestemmingsplan kan eventueel een geurcontour worden opgenomen. Deze regelt uitsluitend dat binnen deze geurcontour geen geurgevoelige objecten gebouwd mogen worden. Het bestemmingsplan regelt in principe niet de milieuruimte, maar wel de fysieke ruimte en het toegestane gebruik. In het SVBP (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) is hiervoor de gebiedsaanduiding 'milieuzone- geurzone' opgenomen.
Stap 3: toelichting bestemmingsplan
De toelichting van het bestemmingsplan bevat een paragraaf over geur. Deze beschrijft de twee hierboven stappen. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 3.1.6 onder d Bro. In dit artikel staat een verwijzing naar artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht. Hierin is geregeld dat het gemeentebestuur bij haar besluitvorming de relevante feiten verzamelt en de belangen afweegt.
Als de gemeente eigen geurbeleid heeft, bijvoorbeeld via een gemeentelijke verordening, dan staat in de toelichting of de ontwikkelingen passen binnen dit gemeentelijk beleidskader.