Beleid en Wet- en regelgeving
Zowel rijk, provincies, waterschappen en gemeenten voeren taken uit binnen het grondwaterbeheer, elk vanuit verschillende verantwoordelijkheden.
Het kwantitatieve grondwaterbeheer bestaat uit grondwatervoorraadbeheer en grondwaterpeilbeheer. Het omvat een aantal strategische en operationele taken. Strategisch is beheer gericht op planvorming (beleid) en kaderstelling.
Tot de operationele taken behoren:
- het verlenen en handhaven van vergunningen
- het beoordelen van meldingen voor grondwateronttrekkingen en hiermee samenhangende infiltraties
- het zorgen voor een grondwaterpeil in bebouwd gebied afgestemd op de bovengrondse gebruiksfuncties (mits doelmatig)
- het bekostigen van met het grondwaterbeheer samenhangende taken
- het behandelen van verzoeken om schadevergoeding
Het kwalitatieve grondwaterbeheer omvat:
- planvorming (beleid)
- kaderstelling, het reguleren van infiltraties en lozingen in de bodem
- de sanering van ernstige grondwaterverontreinigingen
De Waterwet regelt weinig over het grondwaterkwaliteitsbeheer. Het grondwaterkwaliteitsbeheer is geregeld in de Wet bodembescherming en de Wet milieubeheer. Daarnaast is het landbouwbeleid van belang. Op basis van de Europese regelgeving zijn hiervoor regelingen opgenomen in de Meststoffenwet en de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
Waterwet en Wet milieubeheer
De Waterwet heeft tot gevolg dat de waterschappen nu worden belast met het kwantitatieve grondwaterbeheer. Die taak lag voorheen op grond van de Gww bij de provincies. Het grondwaterkwaliteitsbeheer blijft een taak voor een aantal grote gemeenten en de provincies op grond van de Wet Bodembescherming. Waterschappen verzorgen nu dus de vergunningverlening voor grondwateronttrekkingen. De provincie blijft echter bevoegd gezag voor een aantal specifieke categorieën en de daarmee verband houdende infiltraties (zie artikel 6.4 Waterwet).
Direct hieraan gerelateerd zijn de grondwaterbeschermingsgebieden en regels ter bescherming hiervan, die in een Provinciale milieuverordening (Pmv) worden vastgelegd (Wet milieubeheer). In de Pmv's staan over het algemeen ook kaarten met de grondwaterbeschermingsgebieden van de provincie. Provincies gaan verschillend om met grondwaterbeschermingsgebieden.
Sommige provincies leggen het primaat van de bescherming van de grondwaterbeschermingsgebieden bij de ruimtelijke ordening. In het bestemmingsplan moet onderscheid gemaakt worden in de 25-jaars-beschermingszone en het waterwingebied. Deze gebieden moeten een bestemming krijgen die voorrang geeft aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater en de drinkwaterwinning.
In andere provincies heeft het milieubeleid het voortouw. Via de provinciale milieuverordening worden regels gesteld en uitgevoerd. In het bestemmingsplan hoeft dan geen aparte regeling te worden opgenomen. Wel is het raadzaam altijd de 1-en 25-jaars beschermingszones op de bestemmingsplankaart aan te geven. In die gebieden zijn er strengere beschermingsniveaus waardoor niet alle activiteiten zonder meer zijn toe te laten.
De kwalitatieve bescherming van grondwaterlichamen wordt in beperkte mate door de Waterwet afgedekt. In het planstelsel van de Waterwet speelt de bescherming en bevordering van de chemische kwaliteit van grondwatersystemen wel een belangrijke rol.
De wet regelt (in hoofdstuk 6) het lozen van stoffen en het inbrengen of onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam. Voor grondwaterlichamen is alleen onttrekking van grondwater en infiltratie (om dit later weer te onttrekken) van water geregeld.
Drinkwaterwet
In artikel 2 lid 2 van de Drinkwaterwet is een algemene zorgplicht opgenomen, die zich richt tot alle bestuursorganen: ‘Bestuursorganen dragen zorg voor de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening’. Gevolg van deze zorgplicht is dat het collectieve drinkwaterbelang een belangrijke plek inneemt, bij het beoordelen van ruimtelijke ontwikkelingen en beoordelen van de milieugevolgen van activiteiten of inrichtingen.
Bij het beheer van grondwater, dat als bron voor de drinkwatervoorziening wordt gebruikt, moeten bestuursorganen voldoende zorgen voor de bescherming van dat grondwater. De memorie van toelichting noemt als voorbeelden van die taken en bevoegdheden onder meer:
- de vergunningverlening voor grondwateronttrekkingen
- bevoegdheden in het kader van de ruimtelijke ordening
- bevoegdheden bij zware ongevallen en rampen
De provincie stelt in de Provinciale Milieuverordening (PMV) voor aangewezen gebieden (beschermingszones) regels ter bescherming van het grondwater met het oog op de waterwinning.
Indien van belang, geeft de provincie ook aan wanneer zij deze beschermingsregels vertaalt in de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
Voorbeeld: Praktijk van Overijssel
In de Omgevingsvisie van bijvoorbeeld de provincie Overijssel is het duurzaam veilig stellen van de openbare drinkwatervoorziening als provinciaal belang benoemd. Als gevolg hiervan is aangegeven dat de bescherming van de drinkwatervoorziening moet zijn opgenomen in de gemeentelijke bestemmingsplannen en structuurvisies. Dit is in de Provinciale omgevingsverordening uitgewerkt in onder meer regels voor gemeentelijke bestemmingsplannen.
Een belangrijk kenmerk van de regelgevende bevoegdheid uit afdeling 4.1 Wro is dat de ruimtelijke normstelling in handen blijft van de gemeenteraad. Die normstelling vindt pas plaats in de planologische besluiten die de raad vaststelt. Binnen de kaders van de provinciale verordening behoudt de gemeenteraad zo beleidsvrijheid om (toch nog bepaalde) ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken.
Een ruimtelijk beschermingsregime in de Verordening Ruimte kan ingrijpende verplichtingen voor de gemeenteraad in het leven roepen. Tegelijkertijd geeft deze ruimte voor door de gemeente beoogde ontwikkelingen mits deze niet strijdig zijn met het drinkwaterbelang.
Wet natuurbescherming
Grondwaterbeheer kan invloed hebben op de natuur. De waterbeheerder moet (in sommige gevallen) rekening houden met natuurdoelen. Dit kan zowel passief zijn(door regulering) als actief (door bijvoorbeeld verdrogingsbestrijding). Daarnaast kan voor grondwateronttrekkingen in bepaalde gevallen een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist zijn. Het bevoegd gezag voor de Wet natuurbescherming moet dan bepalen of de onttrekking acceptabel is, gezien de effecten op een beschermd natuurgebied.
De Wet natuurbescherming richt zich op de gebiedsbescherming van de Natura2000‐ gebieden. Zo kunnen grondwaterlichamen deel uitmaken van Natura2000‐gebieden. Wanneer een grondwaterlichaam geen deel uitmaakt van een beschermd gebied is het nog mogelijk dat een handeling in het grondwatersysteem invloed heeft op een aangewezen natuurgebied, dat in de nabije omgeving ligt. Dan is het beschermingsregime van de Wet natuurbescherming alsnog van toepassing.
Los van de aanwijzing van beschermde natuurgebieden, kan aan grondwaterlichamen (mede) de functie natuur worden gegeven in het regionale waterplan (vanuit de waterwet‐ en regelgeving). De toekenning van de functie natuur aan een grondwaterlichaam werkt onder andere door in de verlening van watervergunningen voor grondwateronttrekkingen.
Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen (WBBE)
Het WBBE beoogt de toepassing van bodemenergiesystemen te stimuleren. Met dit besluit zijn voor open en gesloten bodemenergiesystemen vergelijkbare voorschriften en procedures opgesteld.
Door het invoeren van een in heel Nederland geldend algemeen niveau van bodembescherming wordt voorkomen dat voor bodemenergiesystemen in vergelijkbare omstandigheden per provincie verschillende eisen gelden. Met het wijzigingsbesluit is gebiedsgericht beleid ingevoerd voor drukke gebieden of gebieden met een grote energiebehoefte.
Hierdoor is het mogelijk geworden om de ondergrond beter te ordenen, zodat meer bodemenergiesystemen kunnen worden geïnstalleerd zonder dat ze onderling gaan interfereren. Verder kan beleid het beginsel ‘Wie het eerst komt, het eerst pompt' doorbreken en betere kansen scheppen voor de toepassing van collectieve bodemenergiesystemen. Dit maakt een doelmatiger gebruik van bodemenergie mogelijk.
Overige wetgeving
Voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit is het instrumentarium van de milieuwetgeving leidend. In het bijzonder gaat het dan om de Wet bodembescherming en de Wet milieubeheer en de landbouwwetgeving (meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen).
De bescherming en verbetering van de kwaliteit van de bodem en het grondwater is voor een deel geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Naast die wet zijn ook de Wet milieubeheer (Wm), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Meststoffenwet en de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden van belang voor de bescherming van de bodem‐ en grondwaterkwaliteit.