Bestemmingsplan / omgevingsvergunning afwijken
Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijk plan kan het belangrijk zijn om rekening te houden met trillingsbronnen en de mogelijke overlast daarvan. Bijvoorbeeld hinder of verstoring. Dit is in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
De toelichting van het bestemmingsplan bevat een paragraaf over de wijze waarop in de juridische regeling is omgegaan met het aspect trilling. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 3.1.6 onder d van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
In dit artikel staat een verwijzing naar artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht. Hierin is geregeld dat het gemeentebestuur bij haar besluitvorming de nodige kennis over de belangrijke feiten en de af te wegen belangen vergaart.
In de planvorming moet rekening worden gehouden met het aspect trilling in relatie tot toegelaten functies. De toelichting van het bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing gaat in op de functie die wordt toegestaan en de relatie met trilling. Als het nodig is, kan een vertaling plaatsvinden naar regels en verbeelding.
Hierbij worden de volgende stappen doorlopen:
Stap 1: vaststellen trillingsbronnen
De eerste stap is om vast te stellen welke trillingsbronnen er zijn en eventueel welke trillingsbronnen toegevoegd worden. De meest bekende trillingsbronnen zijn:
- wegverkeer,
- railverkeer (trein, maar ook tram en metro) en
- industriële activiteiten (stansmachines, draaiende motoren, heftrucks, zwaar materieel e.d).
Stap 2: vaststellen trillingsgevoelige functies
De SBR-richtlijn, paragraaf beleid, wet en regelgeving, onderscheidt drie typen effecten door trillingen en daarbij corresponderende functies:
- schade aan gebouwen, bijvoorbeeld monumentale gebouwen
- hinder voor personen in gebouwen, bijvoorbeeld mensen in woningen
- storing aan apparatuur, bijvoorbeeld ziekenhuizen en laboratoria
Stap 3: vaststellen of wordt voldaan aan de beoordelingskaders
In situaties waarbij overschrijdingen van de grens- of streefwaarden (van de SBR-richtlijn) zijn te verwachten, wordt gebruik gemaakt van modelberekeningen. Dit is vergelijkbaar met geluid.
Anders dan bij geluid, hebben de uitkomsten van deze berekeningen een sterk indicatief karakter. De belangrijkste reden daarvoor is vaak de ontbrekende informatie over de precieze opbouw van de bodem. De lokale kenmerken van de bodem:
- soort (onder-)grond
- lagenstructuur
- grondwaterstand en dergelijke
- de specifieke gebouweigenschappen
Bovenstaande kenmerken zijn sterk van invloed op de overdracht van de trillingen door de bodem.
Anders dan bij bestaande trillingsbronnen kunnen bij nieuwe situaties geen metingen worden uitgevoerd. Meestal wordt dan eerst een indicatieve beoordeling uitgevoerd. Op basis van beschikbare gegevens over bron (sterkte), overdracht (afstand) en ontvanger (kenmerken woning). Dit leidt tot een kwalitatief oordeel over de verwachte trillingshinder of -schade.
Aan de hand van het onderzoek naar trillingen moet worden vastgesteld of wordt voldaan aan de verschillende beoordelingskaders. Zie Beleid, wet- en regelgeving. Uit het onderzoek moet naar voren komen of er geen grens- (schade aan gebouwen) of streefwaarden (hinder voor personen in gebouwen) worden overschreden.
Als uit het onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de richtlijnen, dan kan de trillingsbron en de trillingsgevoelige functie opgenomen worden in de juridische regeling het bestemmingsplan. Als blijkt uit onderzoek dat niet wordt voldaan aan de richtlijnen van de SBR is een volgende stap noodzakelijk.
Stap 4: vaststellen of maatregelen technisch mogelijk zijn
Als er naar verwachting sprake is van overschrijding van de streefwaarden is er onderzoek nodig naar de mogelijke maatregelen (zie Maatregelen). Dit zijn bij voorkeur maatregelen bij de trillingsbron.
Het ook mogelijk in de ruimtelijke plannen rekening te houden met de trillingen. Bijvoorbeeld door afstand te houden. Ook zijn maatregelen aan gebouwen mogelijk. Bijvoorbeeld door gebouwen zodanig verend te funderen zodat streefwaarden niet zullen worden overschreden. Hierbij rekening houdend met toekomstige ontwikkelingen. Op die manier is in Heemskerk een appartementengebouw langs het spoor gebouwd. Het gebouw heeft een lengte van 250 meter en doet ook dienst als geluidscherm voor de erachter gelegen eengezinswoningen.
Stap 5: afweging maken of maatregelen betaalbaar (maatschappelijk haalbaar) zijn
Het nemen van maatregelen kost geld. Vastgesteld zal moeten worden hoe de kosten zich verhouden tot de baten.
In het voorbeeld van Heemskerk worden de extra kosten voor de trillingsbeperking goedgemaakt door het effectievere grondgebruik. In sommige gevallen wegen de kosten voor het nemen van maatregelen niet op tegen de opbrengsten. Aan de andere kant is het belang van bijvoorbeeld nieuwe infrastructuur, zoals railverkeer, ook heel groot. Dan kan de afweging gemaakt worden om een functie toch mogelijk te maken ondanks een negatief exploitatieresultaat.
Stap 6: borging van de maatregelen
Soms is het voor een ‘goede ruimtelijke ordening' noodzakelijk om maatregelen te nemen. Deze moeten bij bijvoorbeeld nieuwvestiging of wijziging van een bedrijf ook geborgd worden. Bijvoorbeeld in de omgevingsvergunning milieu van het bedrijf dat trillingshinder oplevert. Of door het stellen van maatwerkvoorschriften in het kader van het Activiteitenbesluit. In het bestemmingsplan kan een minimale afstand tussen trillingsgevoelige functies en de trillingsbron worden vastgelegd. Ook kan via een voorwaardelijke verplichting geregeld worden dat nieuwbouw aan de richtlijnen voldoet.