Lokale en (Boven)regionale projecten

Alle betrokken overheden moeten zich in de initiatieffase verbinden aan een gemeentelijke structuurvisie. Dat is de kern van Hoofdstuk 2 afdeling 7 (Lokale en (boven)regionale projecten met nationale betekenis). Vervolgens wordt een projectcommissie ingesteld waarin de overheden zijn vertegenwoordigd en samenwerken conform de coördinatieregeling van de Wro. Dankzij het bestuurlijk commitment aan de structuurvisie, kan de daarop volgende procedure voor de uitvoering vlot verlopen.

U vindt hier informatie over:

Wettelijke bepalingen

Binnen de wettelijke bepalingen is er de volgende onderverdeling:

Aanwijzing middels AMvB

Per AMvB kunnen projecten aangewezen worden als lokale en (boven)lokale projecten van nationale betekenis (art. 2.18). In de Chw zijn geen voorwaarden gesteld waaraan een project moet voldoen om aangewezen te worden als een lokaal of (boven)lokaal project van nationale betekenis. In de Nota van wijziging (kamerstuk 2009-2010, 32 127, nr. 5, blz. 23) staat het volgende:

"De regering zal in verband hiermee bepaalde grote gemeentelijke projecten selecteren. Gedacht kan worden aan grootschalige stadsvernieuwing, de herontwikkeling van stationsgebieden, grote woningbouwprojecten en renovatie van bedrijventerreinen. De selectie van projecten vindt plaats in overleg met de betrokken gemeenten, de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) en het IPO. Uit de aanwijzing blijkt dat de geselecteerde projecten ook in de visie van de regering nationale betekenis hebben en dat zij zich door middel van de nieuwe afdeling 7 van hoofdstuk 2 van het wetsvoorstel samen met de andere betrokken overheden inzet voor de realisering ervan. Beoogd wordt de algemene maatregel van bestuur waarbij de aanwijzing van projecten zal plaatsvinden, zo spoedig mogelijk tot stand te brengen."

Structuurvisie

In de initiatieffase worden belangen, alternatieven en hun gevolgen onderzocht en beoordeeld. Deze eindigt met een politiek breed gedragen principebesluit in de vorm van een (inter)gemeentelijke structuurvisie. De gemeenteraad stelt voor een aangewezen lokaal project met nationale betekenis een structuurvisie vast (art. 2.19, lid 1). Indien reeds een structuurvisie is vastgesteld, is het eerste lid niet van toepassing en wordt die structuurvisie voor zover nodig aangevuld met de in het tweede lid genoemde onderdelen. Artikel 2.20 is van overeenkomstige toepassing.

Bij de voorbereiding van een structuurvisie plegen burgemeester en wethouders overleg met alle besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg van een goede ruimtelijke ordening en/of die belangen behartigen die in de structuurvisie in het geding zijn (art. 2.20 lid 1).

De structuurvisie bevat:

  • wat in andere wetgeving al over de inhoud van de structuurvisie is bepaald, zoals onder andere in art. 2.1 Wro:
    - de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van het gebied
    - de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid
    - de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken.
  • een concretisering van de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van het betrokken gebied (art. 2.19 lid 2 onder a);
  • een beschrijving van de voorgestelde wijze van verwezenlijking van de voorgenomen ontwikkeling, bestaande uit in ieder geval de volgende onderdelen (art. 2.19 lid 2 onder b):
    1) een voorlopig overzicht van de voor de uitvoering van het project benodigde besluiten, alsmede het daarbij voorgenomen tijdpad
    2) een financiële onderbouwing en een voorlopige opzet van de grondexploitatie
    3) een analyse van de risico's ten aanzien van verplichtingen tot het toekennen van een tegemoetkoming in schade (zie afdeling 6.1 Wro)
    4) eventuele voornemens inzake verwerving van gronden
    5) de vermelding dat ten aanzien van de voor de verwezenlijking van het project noodzakelijke besluiten toepassing zal worden gegeven aan de gemeentelijke coördinatieregeling (paragraaf 3.6.1 Wro)
  • een samenvatting van de uitkomsten van het gevoerde bestuurlijk overleg.

Aan de structuurvisie worden (in afwijking van hoofdstuk 2 Wro) verklaringen gehecht over instemming van de bestuursorganen van de betrokken overheden met de in de structuurvisie voorgestelde wijze van verwezenlijking van de voorgenomen ontwikkeling.

NB. Als de structuurvisie voor een lokaal project van nationaal belang op basis van de Merregelgeving planmerplichtig is, geldt op basis van art 1.1 lid 2 het gestelde in afdeling 3 Hoofdstuk 1Chw. Er hoeft in het MER dus geen verplichte beschrijving van de alternatieven te komen en er is geen verplichte advisering van de Commissie voor de milieueffectrapportage. (Voor meer informatie: zie afdeling 3 Milieueffectrapport.)

Projectcommissie

Ter uitvoering van de (voorgestelde wijze van uitvoering van de) voorgenomen ontwikkeling uit de structuurvisie wordt een projectcommissie ingesteld (art. 2.20 lid 3). Dit ten behoeve van een goede begeleiding en tijdige afronding van het project.
In de commissie zijn de betrokken bestuursorganen vertegenwoordigd. De commissie staat onder voorzitterschap van een bestuurder van de eerstverantwoordelijke gemeente.

Verplichte toepassing coördinatieregeling Wro

Voor een lokaal project met nationale betekenis is er de verplichte toepassing van de gemeentelijke coördinatieregeling van paragraaf 3.6.1 Wro (art. 2.21). De gemeentelijke coördinatieregeling is bedoeld voor gevallen waarin naast een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan ook andere besluiten moeten worden genomen of procedures moeten worden doorlopen om tot de verwezenlijking van bestemmingsplanonderdelen te komen. Voorbeelden van andere besluiten zijn bouw-, kap-, sloop-, monumenten- en milieuvergunningen. De gemeentelijke coördinatieregeling voorziet in een samenvoeging van de benodigde kennisgevingen, toezendingen en andere procedurele elementen die nodig zijn voor een gestroomlijnde procedure. Indien voor de verwezenlijking van het project een bestemmingsplan moet worden vastgesteld, gewijzigd of uitgewerkt, wordt de voorbereiding en bekendmaking van dat bestemmingsplan dan wel die wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan gecoördineerd met de voorbereiding en bekendmaking van besluiten zoals genoemde vergunningen. Dit laatste volgt al uit art. 3.30 Wro. Het ligt in de bedoeling dat de VNG in samenwerking met het Rijk een model-coördinatiebesluit opstelt.

Afwijken gemeentelijke verordening

Voor zover de verwezenlijking van een aangewezen lokaal project met nationale betekenis onevenredig wordt belemmerd door bepalingen van een gemeentelijke verordening, kunnen die bepalingen bij het nemen en uitvoeren van de vereiste uitvoeringsbesluiten om dringende redenen buiten toepassing worden gelaten (art. 2.22).

Zekerheidstelling

Voor de rechten terzake van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het uitgebreid afwijken van een bestemmingsplan (een omgevingsvergunning op basis van art. 2.12 lid 1 onder a onderdeel 3° Wabo, het vroegere projectbesluit) moeten burgemeester en wethouders zekerheidsstelling kunnen verlangen. Dit kan op basis van art.2.23 .

(Boven)regionaal project met nationale betekenis

Ten aanzien van een aangewezen (boven)regionaal project met nationale betekenis stellen provinciale staten een structuurvisie vast (art. 2.19a lid 1). De werkwijze en bevoegdheden voor de provincie zijn identiek geregeld als voor de gemeente (art. 2.19a lid 2).

Wijze van aanmelden

U kunt via de helpdesk CHW contact opnemen met het ministerie van Binnenlandse Zaken en verzoeken om een project per AMvB te laten aanwijzen als lokaal project of (boven)regionaal project met nationale betekenis. Er zijn geen formele indieningsvereisten.