Gebruik feiten na vernietiging (artikel 1.10 Chw)
U vindt hier het jurisprudentieoverzicht over het gebruik van 'oude' feiten na vernietiging van besluit (artikel 1.10 Chw) over de periode tot en met januari 2017.
Tot en met 31 januari 2017 namen wij alle uitspraken op waarin de Chw voorkwam. Gelet op de huidige gemiddelde aard van deze uitspraken is per 1 februari 2017 besloten om alleen nog de juridisch relevante en daardoor nieuwswaardige uitspraken op te nemen.
Het zijn uitspraken die afkomstig zijn van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
ABRvS (vzr), 17 maart 2011, nr. 201012839/2/R2
Betreft verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van beroep tegen een op 25 november 2010 vastgesteld bestemmingsplan in de gemeente Epe.
Oordeel ABRvS (vzr):
Ingevolge artikel 1.10, lid 1Chw kan het bestuursorgaan, indien het na vernietiging van een besluit door de administratieve rechter een nieuw besluit moet nemen, dat besluit baseren op de feiten, waarop het vernietigde besluit berustte, behoudens voor zover de onjuistheid of het onvoldoende vast staan van deze feiten een grond voor vernietiging was.
Uit de eerdere uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, waarbij het bestemmingsplan vernietigd werd, volgt dat appellant de aan het oorspronkelijke vaststellingsbesluit ten grondslag gelegde feiten, wat betreft de noodzaak van de in het plan voorziene woningen tevergeefs heeft betwist. Gelet op artikel 1.10, lid 1, Chw mocht de gemeenteraad bij de hernieuwde vaststelling van het bestemmingsplan naar het oordeel van de voorzitter daarom uitgaan van de juistheid van deze feiten en voorts ervan uitgaan dat er voldoende behoefte aan de voorziene woningen bestaat. Reden om het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen.