Bestemmingsplan en m.e.r.
Het bestemmingsplan, waarin ruimtelijke belangen worden geborgd, is het resultaat van een integrale ruimtelijke afweging. In deze integrale afweging worden ook alle milieuonderwerpen meegewogen, los van de wettelijke verplichtingen van de milieueffectrapportage. Welke milieuonderwerpen vanuit een duurzame ruimtelijke ordening voor een plangebied van belang zijn, moet per plan in beeld worden gebracht. In een zo vroeg mogelijk stadium. De essentie en het gewicht van milieuonderwerpen is afhankelijk van het gebied en de opgave en eventuele wettelijke eisen.
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
- Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);
Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is. - Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3);
Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen). - Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);
Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
Hieronder worden deze drie verschillende situaties besproken.
Informatie over de procedure staat op een aparte webpagina Procedure Bestemmingsplan met MER.
M.e.r.- plicht op basis van art. 7.2a, lid 1 Wm
Op basis van art. 7.2a lid 1 Wm zijn plannen die op grond van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling verplicht zijn en waarvoor een passende beoordeling moet worden gemaakt m.e.r.-plichtig. Een bestemmingsplan is een dergelijk wettelijk voorgeschreven plan.
Wanneer een passende beoordeling voor plannen verplicht is vanwege de hierin opgenomen activiteit(en), is geregeld in art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming.
Inhoud MER
De inhoudelijke eisen aan het MER zijn vastgelegd in art. 7.7 (m.e.r.-plichtige plannen). Voor meer informatie zie de Procedurehandleiding milieueffectrapportage in het onderdeel Opstellen van het MER: Wat zijn de inhoudelijke vereisten?
Procedurele aspecten m.e.r.
In art. 3.8 Wro zijn de procedurele aspecten voor de vaststelling van het bestemmingsplan vastgelegd. Zo is onder andere afdeling 3.4 Awb van toepassing. Een (plan)m.e.r.-plichtig bestemmingsplan moet daarnaast ook voldoen aan de procedurele verplichtingen uit § 7.4 Wm (De voorbereiding van een milieueffectrapport dat betrekking heeft op een plan). Meer informatie over de procedure vindt u op de webpagina Procedure Bestemmingsplan met MER.
M.e.r.-plicht op basis van Besluit milieueffectrapportage en bestemmingsplan in kolom 3
Een bestemmingsplan is in veel gevallen het kaderstellend plan voor nog een later te nemen besluit (bijv. een omgevingsvergunning Milieu) om een activiteit te realiseren. In veel categorieën uit de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is het bestemmingsplan dan ook opgenomen in kolom 3 (plannen).
De m.e.r.-plicht voor een bestemmingsplan ontstaat hier als in onderdelen C of D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage:
- de activiteit wordt genoemd in kolom 1
- er wordt voldaan aan de voorwaarden in kolom 2
- het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 3
- het bestemmingsplan een kader vormt voor een (toekomstig) besluit dat wordt genoemd in kolom 4
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
In de situatie dat er niet wordt voldaan aan de voorwaarden in kolom 2 van onderdeel D kan het toch voorkomen dat er een Milieueffectrapport gemaakt moet worden. In bepaalde gevallen kan een activiteit met een kleinere omvang wel degelijk belangrijke nadelige milieugevolgen hebben. In die situatie zal toch gekeken moeten worden of er eventueel een MER noodzakelijk is aan de hand van de criteria van Bijlage II van de Europese richtlijn 2001/42/EG. Voor meer informatie zie de Praktijkhandreiking, "Onder de drempelwaarde: vormvrije m.e.r.-beoordeling".
Uit deze vormvrije m.e.r.-beoordeling zijn twee uitkomsten mogelijk:
- Er is geen MER nodig.
In dat geval zijn er geen extra procedurele verplichtingen. In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt het feit dat er geen MER nodig is gemotiveerd. - Er is wel een MER nodig.
In deze situatie gelden dezelfde procedurele verplichtingen als bij een m.e.r.-plichtig bestemmingsplan.
Bestemmingsplan genoemd in kolom 3 én genoemd in kolom 4
Voor bepaalde activiteiten staat het bestemmingsplan genoemd in zowel kolom 3 (plannen) als in kolom 4 (besluiten) in de onderdelen C en D van de bijlage Besluit Milieueffectrapportage. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
- de inrichting van het landelijk gebied (cat. D 9)
- de aanleg van recreatieve of toeristische voorzieningen (cat. D10)
- een stedelijk ontwikkelingsproject (cat. D 11.2)
- de aanleg van een bedrijventerrein (cat. D11.3)
In dergelijke gevallen is een bestemmingsplan plan m.e.r.-plichtig als er sprake is van een kaderstellend plan waarbij de activiteiten pas kunnen worden gerealiseerd na een later te nemen m.e.r.-(beoordelings)plichtig besluit (dat kan een wijzigings- of uitwerkingsplan zijn, maar ook een ander besluit). Is er na een bestemmingsplan geen m.e.r.-(beoordelings)plichtig besluit meer nodig, dan is er sprake van een Bestemmingsplan in kolom 4 (besluiten).
Inhoud MER
De inhoudelijke eisen aan het MER zijn vastgelegd in art. 7.7 (m.e.r.-plichtige plannen). Voor meer informatie zie de Procedurehandleiding milieueffectrapportage in het onderdeel Opstellen van het MER: Wat zijn de inhoudelijke vereisten?
Procedurele aspecten m.e.r.
In art. 3.8 Wro zijn de procedurele aspecten voor de vaststelling van het bestemmingsplan vastgelegd. Zo is onder andere afdeling 3.4 Awb van toepassing. Een (plan)m.e.r.-plichtig bestemmingsplan moet daarnaast ook voldoen aan de procedurele verplichtingen uit § 7.4 Wm (De voorbereiding van een milieueffectrapport dat betrekking heeft op een plan). Meer informatie over de procedure vindt u op de webpagina Procedure Bestemmingsplan met MER.
Bestemmingsplan in kolom 3 en gelijkschakeling andere ruimtelijke instrumenten
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit Milieueffectrapportage zijn een aantal ruimtelijke instrumenten gelijkgeschakeld aan een bestemmingsplan. Dit houdt in dat voor het mogelijk maken van activiteiten en gevallen uit kolom 1 en 2 van de onderdelen C en D van de bijlage ook voor die ruimtelijke instrumenten de m.e.r.-plicht ontstaat. Voor een bestemmingsplan in kolom 3 geldt de gelijkschakeling voor:
- een inpassingsplan
- een beheersverordening
- een aanwijzing door de provincie of het Rijk
M.e.r-(beoordelings)plicht op basis van Besluit milieueffectrapportage en bestemmingsplan in kolom 4
Dat het bestemmingsplan ook in kolom 4 van de bijlage terug te vinden is, komt doordat er activiteiten zijn waarbij het bestemmingsplan het laatste besluit is waarin de milieueffecten van die activiteit (in zijn geheel) beoordeeld worden en waar een milieueffectrapport gewenst is. In deze situaties geldt een bestemmingsplan in de m.e.r.-regelgeving als zijnde een besluit. Het bestemmingsplan staat vaak genoemd bij infrastructurele activiteiten. Andere voorbeelden zijn:
- de inrichting van het landelijk gebied (cat. D 9)
- de aanleg van recreatieve of toeristische voorzieningen (cat. D10)
- een stedelijk ontwikkelingsproject (cat. D 11.2)
- de aanleg van een bedrijventerrein (cat. D11.3)
In deze situaties waarbij een bestemmingsplan voor de m.e.r.-regelgeving een besluit is wordt het onderscheid van de onderdelen C en D relevant.
De m.e.r.-plicht voor een bestemmingsplan ontstaat als in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage:
- de activiteit wordt genoemd in kolom 1
- er wordt voldaan aan de voorwaarden in kolom 2
- het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 4
N.B. Voor die categorieën waarbij het bestemmingsplan genoemd staat in kolom 3 én in kolom 4 zal bekeken moeten worden of het bestemmingsplan misschien kaderstellend is voor een later te nemen m.e.r.-(beoordelings)plichtig besluit (zie Bestemmingsplan genoemd in kolom 3 én genoemd in kolom 4).
De m.e.r.-beoordelingsplicht ontstaat als in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage:
- de activiteit wordt genoemd in kolom 1
- het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 4
N.B. In deze situatie moet dus altijd een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd worden, los van de voorwaarden in kolom 2. De voorwaarden uit kolom 2 zijn wel van belang voor de procedurele aspecten van de m.e.r.-beoordelingsplichtige bestemmingsplan (zie hieronder).
Procedurele aspecten m.e.r.-beoordelingsplichtig bestemmingsplan
Bij een m.e.r.-beoordelingsplichtig bestemmingsplan wordt in een zo vroeg mogelijk stadium van de voorbereiding van het bestemmingsplan een beslissing genomen of een MER noodzakelijk is. De beslissing kent twee uitkomsten:
- Er is geen MER noodzakelijk.
Als voor de activiteiten in het bestemmingsplan wordt voldaan aan de voorwaarden in kolom 2 van onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is er sprake van een "formele" m.e.r.-beoordeling. Er wordt dan, als extra procedurele verplichting, een kennisgeving van deze beslissing (art. 7.19 Wm) gedaan. Dit kan gecombineerd worden met de kennisgeving tot voorbereiding van het bestemmingsplan (artikel 1.3.1 Bro). Voor de rest wordt dan de normale procedure van een bestemmingsplan gevolgd.
Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden in kolom 2 van onder D van de Bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is er sprake van een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Er is dan geen extra procedurele verplichting op basis van de m.e.r.-regelegeving en er wordt de normale procedure van het bestemmingsplan gevolgd. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt dit gemotiveerd. - Er is wel een MER noodzakelijk.
In dat geval wordt er een kennisgeving van deze beslissing gedaan. Dit kan in combinatie met de kennisgeving van de m.e.r. (art. 7.27 Wm). Deze kennisgeving treedt in de plaats van artikel 1.3.1 Bro. Bij de procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan moet ook voldaan worden aan de verplichtingen uit § 7.9 Wm (De uitgebreide voorbereiding inzake het milieueffectrapport dat betrekking heeft op een besluit) (zie hieronder.
Inhoud MER
De inhoudelijke eisen aan het MER zijn vastgelegd in art. 7.23 (m.e.r.-plichtige besluiten). Voor meer informatie zie de Procedurehandleiding milieueffectrapportage in het onderdeel Opstellen van het MER: Wat zijn de inhoudelijke vereisten?
NB: De eisen voor het MER bij een bestemmingsplan als plan en een bestemmingsplan als besluit zijn vrijwel gelijk (zie het onderdeel Opstellen van het MER: Wat zijn de inhoudelijke vereisten?) Er kan wel verschil optreden in het detailniveau en de reikwijdte van het MER. Het MER moet altijd passen bij het detailniveau van het plan of besluit waarvoor het wordt gemaakt.
Procedure aspecten m.e.r.-plichting bestemmingsplan.
In art 3.8 Wro zijn de procedurele aspecten voor het bestemmingsplan vastgelegd. Zo is onder andere afdeling 3.4 Awb van toepassing. Een (besluit)m.e.r.-plichtig bestemmingsplan moet voldoen aan de procedurele verplichtingen uit § 7.9 Wm (De uitgebreide voorbereiding inzake het milieueffectrapport dat betrekking heeft op een besluit). Meer informatie over de procedure vindt u op de webpagina Procedure Bestemmingsplan met MER.
Bestemmingsplan in kolom 4 en gelijkschakeling andere instrumenten
In onderdeel A van de Bijlage van het Besluit Milieueffectrapportage zijn een aantal ruimtelijke instrumenten gelijkgeschakeld aan een bestemmingsplan. Dit houdt in dat voor het mogelijk maken van activiteiten en gevallen uit kolom 1 en 2 van de onderdelen C en D van de bijlage ook voor die ruimtelijke instrumenten de m.e.r.-(beoordelings)plicht ontstaat. Voor een bestemmingsplan in kolom 4 geldt de gelijkschakeling voor:
- een inpassingsplan
- een rijksbestemmingsplan
- een beheersverordening
- afwijken bestemmingsplan (art. 2.12 lid 1 onder a onder 3o Wabo)