Buitenplans afwijken

Met de omgevingsvergunning buitenplanse afwijking (art. 2.12 lid 1, sub a onder 3o Wabo), het vroegere projectbesluit, kan worden afgeweken van het bestemmingsplan.

Er moet gemotiveerd worden dat de omgevingsvergunningsaanvraag voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. De aanvraag moet voorzien zijn van een ruimtelijke onderbouwing.

U vindt hier informatie over:

Inhoud aanvraag

Uit de aanvraag moet duidelijk blijken waarop de aanvraag betrekking heeft. De aanvraag moet situatietekeningen bevatten van de huidige en toekomstige situatie en gegevens over het huidige en toekomstige gebruik. Verder moet aangegeven worden wat de gevolgen zijn voor de ruimtelijke ordening. Bij de aanvraag moet men ook de aard en omvang van het project aangeven. In de Regeling omgevingsrecht zijn de indieningsvereisten aangegeven (art. 1.3 en 3.2 Mor).

Beoordelen aanvraag

De aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het buitenplans afwijken van het bestemmingsplan wordt getoetst aan:

  1. een goede ruimtelijke ordening / zorgvuldige belangenafweging (Awb)
  2. verplichtingen (milieu)wetgeving
  3. verklaring van geen bedenkingen gemeenteraad

Ad 1 Goede ruimtelijke ordening / zorgvuldige belangenafweging (Awb)
Bevoegd gezag heeft beleidsvrijheid om af te wegen of zij de omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan verleent. Als de aanvraag past binnen het geldende beleid en ook verder voldoet aan een goede ruimtelijke ordening moet de omgevingsvergunning redelijkerwijs verleend worden.

Ad 2 verplichtingen (milieu)wetgeving
Een buitenplanse afwijking moet, net als een ontwikkeling die mogelijk gemaakt wordt met een bestemmingsplan, voldoen aan de (milieu)wetgeving. Er dient onderzoek plaats te vinden, waarbij getoetst wordt aan beleid en regelgeving voor bijvoorbeeld geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, water, cultuurhistorie, et cetera. Voor meer informatie zie Afwijken bestemmingsplan en Milieu.

Ad 3. verklaring van geen bedenkingen gemeenteraad
Het verlenen van een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan is een bevoegdheid van B&W, maar de omgevingsvergunning mag pas verleend worden als de Raad een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) heeft afgegeven. Het vaststellen van bestemmingsplannen is immers een bevoegdheid van de Raad. De Raad kan een vvgb afgeven voor een categorie van gevallen. Hierdoor hoeft niet bij iedere aanvraag een aparte vvgb afgegeven worden. Bij het afgeven van de verklaring van geen bedenkingen kan de Raad voorschriften meegeven aan de ontwikkeling.

Motivering
Een aanvraag voor het buitenplans afwijken via artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, Wabo moet voorzien zijn van een ruimtelijke onderbouwing. In het Besluit omgevingsrecht (art. 5.20 Bor) is aangeven waaraan deze moet voldoen. Hierbij wordt verwezen naar art. 3.1.6 Bro. Een ruimtelijke onderbouwing is daardoor vergelijkbaar met de toelichting van een bestemmingsplan. In artikel 3.1.6 Bro is onder andere aangegeven dat ingegaan moet worden op de gevolgen van de ontwikkeling voor de waterhuishouding, cultuurhistorie en relatie met de kwaliteitseisen uit hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Tevens moet voldaan worden aan de onderzoeksverplichtingen van de Awb. Bij stedelijke ontwikkelingen moeten de behoefte aan de ontwikkeling en de locatiekeuze onderbouwd worden.

Vaak kan de onderbouwing beknopter zijn dan een toelichting bij een bestemmingsplan, aangezien deze gericht is op een specifieke, concrete ontwikkeling.

Voorschriften gekoppeld aan de omgevingsvergunning

Op basis van art. 2.22 Wabo kan bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Deze voorschriften moeten ruimtelijk relevant zijn.

Er kan bijvoorbeeld voorgeschreven worden dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Vanwege milieu-afwegingen kunnen bij het verlenen van de vergunning voor een bedrijf bijvoorbeeld voorschriften gesteld worden ten aanzien van maatregelen die genomen moeten worden. Het gaat hierbij om activiteiten waarvoor niet reeds via het Activiteitenbesluit maatregelen of voorwaarden zijn gesteld.

Procedurele aspecten

Voor de omgevingsvergunning buitenplans afwijken bestemmingsplan (het voormalige projectbesluit) is de uitgebreide procedure van toepassing. De beslistermijn is 6 maanden. Binnen de eerste 8 weken dient beslist te worden of termijn wordt verlengd met 6 weken. Procedure: ter inzagelegging van ontwerpbesluit met zienswijzengelegenheid van 6 weken, ter inzagelegging besluit, beroep en hoger beroep. De ter inzageleggingstermijn van het besluit bedraagt 6 weken en is geen onderdeel van de 6 maanden beslistermijn.

Bij het buitenplans afwijken via artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, Wabo, gelden de voor een omgevingsvergunning unieke eisen van publicatie in de Staatscourant en digitale publicatie.

Samenloop met toestemming bouwen:
Als een aanvraag wordt ingediend voor «bouwen» en deze niet past binnen het bestemmingsplan, wordt de aanvraag (op basis van art. 2.10, lid 2 Wabo) tevens gezien als een aanvraag voor «planologisch strijdig gebruik» als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onderdeel c Wabo. Er wordt dan automatisch getoetst of de omgevingsvergunning verleend kan worden op basis van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3, Wabo.

Vergunning in twee fasen
Het is mogelijk de vergunning in twee fasen op te delen, zodat bijvoorbeeld eerst de planologische aanvaardbaarheid wordt getoetst en daarna de bouwactiviteit. De indiener kan zelf aangeven wat naast de afwijking bestemmingsplan in de eerste fase getoetst moet worden en wat in de tweede fase.

Tijdelijk afwijken

Binnen de mogelijkheden van buitenplans afwijken is het daarnaast mogelijk om af te wijken voor onbepaalde en bepaalde tijd. Meer informatie daarover vindt u op onze webpagina over tijdelijk afwijken.