Bestemming of werkelijk gebruik
Vraag
Moet er getoetst worden aan het bestemmingsplan of aan daadwerkelijk aanwezige objecten?
Antwoord
Voor saneringssituaties wordt getoetst op de daadwerkelijk aanwezige kwetsbare objecten.
Wanneer er sprake is van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van een milieu-inrichting met nadelige gevolgen voor het plaatsgebonden risico en de aanwezigheid van een geprojecteerd kwetsbaar object speelt het volgende:
- de toelichting van het Bevi geeft aan (Staatsblad 2004, 250, bladzijde 68) dat het enkele feit dat het bestemmingsplan bouwmogelijkheden biedt onvoldoende grond geeft om een omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van een milieu-inrichting op grond van Bevi te weigeren.
- In zijn uitspraak van 28 februari 2007 (200601450/1) geeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State echter de onderstaande overweging waarmee de uitleg uit de Nota van Toelichting opzij gezet wordt. Hieruit blijkt dat de Raad bij de Bevi-toets ook meer rekening houdt met geprojecteerde objecten dan in de toelichting wordt aangenomen:
"2.5.3. In het vigerende bestemmingsplan 'Sluisweg 1994' is aan het onbebouwde terrein van appellanten de bestemming "Bedrijfsbebouwing" toegekend. Bij het bestreden besluit is de opslag van brandstof in de tot de inrichting behorende loods J vergund. Tussen partijen staat vast dat de afstand van loods J tot de bedrijfsbebouwing die het bestemmingsplan toelaat, minder dan 20 meter bedraagt.
Deze bedrijfsbebouwing is een beperkt kwetsbaar maar nog niet aanwezig object. Nu deze bebouwing op grond van het geldende bestemmingsplan toelaatbaar is, is zij naar het oordeel van de Afdeling een geprojecteerd beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder f, van het BEVI. Dit leidt er op grond van artikel 8.10, tweede lid, van de Wet milieubeheer toe dat verweerder gehouden was de onderhavige vergunning te weigeren, omdat de afstand van loods J tot bedoelde door het bestemmingsplan toelaatbaar geachte bedrijfsbebouwing minder dan 20 meter bedraagt. Gegeven die gehoudenheid kon, anders dan in de nota van toelichting en door verweerder wordt verondersteld, aan artikel 8.8, eerste lid, aanhef en onder c, niet de bevoegdheid worden ontleend om, op de grond dat nog niet voldoende aannemelijk was dat de door het bestemmingsplan toelaatbaar geachte bedrijfsbebouwing doorgang zou vinden, de aanvraag in te willigen.
Hierbij merkt de Afdeling nog op dat een aanvraag om bouwvergunning voor het onderhavige geprojecteerde beperkt kwetsbare object niet kan worden afgewezen op de enkele grond dat dit object op een geringere afstand dan 20 meter van loods J zal zijn gelegen. In het kader van de beslissing op een aanvraag om bouwvergunning kan immers niet aan de uit het BEVI en de REVI voortvloeiende veiligheidsafstanden worden getoetst. Dat is slechts anders indien in verband met de beslissing op die aanvraag tevens een besluit als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het BEVI dient te worden genomen.
Gelet hierop heeft verweerder, door de onderhavige vergunning te verlenen, in strijd met artikel 8.10, tweede lid, van de Wet milieubeheer gehandeld."